AF TM8 Bewegingsstelsel 1

M1W1
3
bewegingsstelsel
1
TM module 8
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
AFPMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

M1W1
3
bewegingsstelsel
1
TM module 8

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waar denk jij aan bij het begrip bewegingsstelsel?

Slide 2 - Woordweb

Het bewegingsstelsel bestaat uit botten van het skelet, de gewrichten en de spieren.
8
bewegingsstelsel
LEERDOELEN...
  • vier functies van het skelet
  • bot opbouw
  • soorten botten
  • soorten gewrichten
  • Je kan bij een plaatje aangeven welk bot of spier getoond wordt en wat deze spier doet










Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.1
skelet

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke functies heeft het skelet?

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

functie van het skelet...
  • het geeft stevigheid
  • het beschermt organen
  • maakt bewegen mogelijk
  • maakt bloedcellen
1.1
skelet

Slide 6 - Tekstslide

  • beschermt belangrijke organen, zoals hersenen, longen, hart en ruggenmerg;
  • Botten produceren bloedcellen in het beenmerg, een proces dat hematopoëse wordt genoemd.
  • het skelet van een volwassene  bestaat uit ongeveer 206 botten
  • een aantal botten groeit aan elkaar
1.1
skelet

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Baby's worden geboren met minder botten dan een volwassenen, waar of niet waar
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Baby's worden geboren met ongeveer 350 botten, maar sommige fuseren na verloop van tijd.
Het kleinste bot van het menselijk lichaam (stijgbeugel) dat zit in het....?
A
arm
B
hoofd
C
oor
D
voet

Slide 9 - Quizvraag

Het kleinste bot in het menselijk lichaam is de stijgbeugel in het oor, slechts 2,8 millimeter lang.
Je voet is net zo groot als je onderarm
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Probeer het eens uit
1.2
botten

Slide 11 - Tekstslide

Botten geven stevigheid aan je lichaam. Bot is levend weefsel. Het kan aangroeien, maar ook weer worden afgebroken.
van buiten naar binnen is bot opgebouwd uit...
  1. een beschermend botvlies
  2. een compacte botlaag (met botcellen in ringen gelegen)
  3. een sponzige botlaag (met daartussen beenmerg)
1.2.1
opbouw
botvlies
1
compact bot
2
sponzig bot
3

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

botcellen maken hun omgeving, de matrix bestaat uit...
  • kalk en zouten (stevigheid)
  • collagene vezels (rek)
  • hoe ouder iemand is, hoe minder vezels het bot heeft
1.2.1
opbouw
botcel
matrix van kalk, zouten en collagene vezels

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

botten worden blijvend opgebouwd en afgebroken en er zijn drie belangrijke cellen die te botopbouw regelen: 
  • botopbouwende botcellen (osteocyten), de meest voorkomende cel in volgroeid botweefsel
  • botvormende cellen (osteoblasten) een cel die botweefsel opbouwt 
  • botafbrekende cellen lossen het bot op (osteoclasten)
1.2.2
aanmaak en afbraak
botopbouwende cel
botafbrekende cel

Slide 14 - Tekstslide

Botweefsel is levend weefsel. Tijdens je hele leven wordt er continu bot aangemaakt en afgebroken


er zijn 5 soorten botten...
  • lange beenderen (pijpbeenderen) zijn botten met een lange schacht (diafyse) en twee uiteinden (epifysen)...
1.2.3
soorten botten

Slide 15 - Tekstslide

  • Het opperarmbeen is een voorbeeld van een pijpbeen
  • Het einde van de epifyse hoort bij het gewricht en is bedekt met kraakbeen.
voorbeelden (lang)
  • spaakbeen
  • ellepijp
  • opperarmbeen
  • dijbeen
  • kuitbeen
  • scheenbeen
1.2.3
soorten botten

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • tussen schacht en uiteinde zit de groeischijf om het bot in de lengte te laten groeien
  • botcellen laten het bot in de breedte groeien
  • het (gele) beenmerg bestaat uit vet
  • het (rode) beenmerg maakt bloedcellen
1.2.3
soorten botten
beenmerg
(rood = bloedcelvormend, geel = vet)

Slide 17 - Tekstslide

Deze schijven sluiten meestal rond de leeftijd van 18-25 jaar, wat het einde van de lengtegroei markeert.
er zijn 5 soorten botten...
  • korte beenderen zijn botten met een kubusvorm
  • Voorbeelden: hand/voetwortelbeentjes
  • sterk, omdat ze tegen veel druk moeten kunnen
  • vierkante vorm zorgt ervoor dat ze in meerdere richtingen kunnen bewegen
1.2.3
soorten botten

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

er zijn 5 soorten botten...
  • platte beenderen zijn botten met een platte vorm
  • bescherming aan het lichaam

  • bevatten rood beenmerg wat zorgt voor aanmaak van bloedcellen
1.2.3
soorten botten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (plat)
  • schedelbotten, 
  • schouderblad, 
  • ribben 
  • en het borstbeen
1.2.3
soorten botten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

er zijn 5 soorten botten...
  • onregelmatige beenderen zijn botten zonder een duidelijke vorm
  • functie: bieden steun en het zijn aanhechtingspunten voor spieren 
1.2.3
soorten botten

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (onregelmatig)
  • wervels, 
  • het heiligbeen, 
  • het staartbeen, 
  • het slaapbeen, 
  • het wiggenbeen, 
  • het zeefbeen, 
  • het jukbeen, 
  • de bovenkaak, 
  • de onderkaak, 
  • het gehemelte, 
  • de onderste neusschelp 
  • en het tongbeen .
1.2.3
soorten botten

Slide 22 - Tekstslide

  • Botten beschermen vitale organen zoals de hersenen, het hart en de longen.
  • Botten produceren bloedcellen in het beenmerg, een proces dat hematopoëse wordt genoemd.



er zijn 5 soorten botten...
  • sesambeenderen zijn ovale botten die in een pees zitten
  • ontstaan door druk of wrijving
1.2.3
soorten botten

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (kort, sesam)
  • het bekenste sesamenbeentje zit in de knieschijf 
1.2.3
soorten botten

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pauze 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een casus uitwerken
  • samenwerkingsopdracht 
  • 20 minuten de tijd 
  • klassikaal met elkaar bespreken 
  • 6 studenten nodig feedbackformulier in te vullen
  • overige studenten vullen online via forms feedback in 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.3
botverbindingen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een gewricht (articulatio) is een beweegbare verbinding tussen twee botten en bestaat uit...
  • een vlies, dat gewrichts-smeer (synovia) maakt
1.3.1
gewrichten
synoviaal membraan
synovia (gewrichtssmeer)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

een gewricht (articulatio) is een beweegbare verbinding tussen twee botten en bestaat uit...
  • een kapsel en gewrichtsband voor de stevigheid
1.3.1
gewrichten
gewrichtskapsel
gewrichtsband

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

er zijn 5 soorten synoviale gewrichten...
  1. kogelgewricht;
  2. eigewricht;
  3. zadelgewricht;
  4. scharniergewricht;
  5. rolgewricht
1.3.1
gewrichten
K
E
Z
S
R

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (kogel)
1.3.1
gewrichten

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (ei)
1.3.1
gewrichten

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (zadel)
1.3.1
gewrichten

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (scharnier)
1.3.1
gewrichten

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeelden (rol)
1.3.1
gewrichten

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.4
spieren

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 dwarsgestreepte spieren

  • zitten vast aan het skelet
  • bewust (willekeurig) in te spannen
  • trekken snel samen
  • raken snel vermoeid
1.4.1
soorten spierweefsel

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2 gladde spieren

  • zitten in de wand van holle organen
  • niet bewust (onwillekeurig) in te spannen
  • trekken traag samen
  • raken niet vermoeid
1.4.1
soorten spierweefsel

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3 hartspieren

  • zitten in het hart
  • niet bewust (onwillekeurig) in te spannen
  • trekken snel samen
  • raken niet vermoeid
1.4.1
soorten spierweefsel

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies van spieren

  1. beweging mogelijk maken (spieren trekken aan het bot)
  2. positiebepaling (spieren laten het brein weten in welke houding je ligt, staat of  beweegt)

1.4.2
skeletspieren

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

skeletspieren zijn een verzameling kabels van bot naar bot...
  • om elk groepje kabels ligt een beschermend vliesje
  • om de hele spier ligt ook een beschermend vlies, de spierschede (fascie)
1.4.2
skeletspieren

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

skeletspieren zijn een verzameling kabels van bot naar bot...
  • aan de uiteinden zijn deze kabels van stevig bindweefsel
  • dit deel trekt niet samen
  • dit deel is weinig doorbloed
  • dit wordt pees genoemd
1.4.2
skeletspieren

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

skeletspieren zijn een verzameling kabels van bot naar bot...
  • elke spier bestaat uit een aantal spierbundels
  • elke bundel bestaat uit veel spiervezels
  • elke vezel bestaat uit veel spiercellen (fibrillen)
1.4.2
skeletspieren

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

skeletspieren zijn een verzameling kabels van bot naar bot...
  • spierfibrillen bestaan uit lange rijen eiwitten
  • deze kunnen over elkaar heen schuiven
  • zo trekt een spier samen
1.4.2
skeletspieren

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

werking van de spier...
  • een zenuw geeft het signaal
  • samentrekken kost veel energie (glucose nodig)
1.4.2
skeletspieren

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antagonisten...
  • een spier kan alleen korter worden (inspanning)
  • een andere spier moet zich inspannen om deze eerste spier te doen ontspannen
  • er zijn altijd twee spieren nodig voor een hele beweging...
1.4.2
skeletspieren

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antagonisten...
  • de ene spier buigt
  • de andere spier strekt, deze noem je de antagonist
laten buigen
1
laten strekken
2
1.4.2
skeletspieren

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

synergisten...
  • spieren die gezamenlijk werken om een beweging mogelijk te maken
1.4.2
skeletspieren

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

synergisten...
  • spieren die gezamenlijk werken om een beweging mogelijk te maken
1.4.2
skeletspieren

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

spiertonus...
  • om spieren niet af te breken als ze niet daadwerkelijk gebruikt worden, blijft het brein de spier prikkelen
  • dit heet spierspanning of spiertonus
1.4.2
skeletspieren

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies