intro geschiedenis en 1.1 en 1.2

zoeken naar het verleden 1.1
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

zoeken naar het verleden 1.1

Slide 1 - Tekstslide

Wie ben ik?
-Anne Naber
-2 dochters
Elst

nab@lekenlinge.nl

Slide 2 - Tekstslide

Afspraken!
Je komt op tijd en rustig binnen
Je doet je telefoon in de telefoonzak
Je hebt je spullen voor geschiedenis bij je
Je doet actief mee aan de les
Je bent aardig tegen mij én je klasgenoten
Je bent stil als ik aan het woord ben of dat van je vraag

Slide 3 - Tekstslide

Geschiedenis

Slide 4 - Woordweb

Wat weet je al?

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig?


-leerboek

-werkboek

-marker

-schrift

-iPad

Slide 6 - Tekstslide

Sporenonderzoek

Slide 7 - Tekstslide

Iemand die sporen uit het verleden onderzoekt heet een
A
rechercheur
B
inspecteur
C
archeoloog
D
spooroloog

Slide 8 - Quizvraag

Opdracht


Klassikaal 5a

Opdracht


lees blz. 7 in je leerboek


maak 1 t/m 4 op blz 4 en 5

in je werkboek


Slide 9 - Tekstslide

1.1 kennis van het verleden

Slide 10 - Tekstslide

Waarom geschiedenis?
Stap 1: Bedenk voor jezelf en schrijf je antwoord in je schrift
Stap 2: Overleg met je buurman/buurvrouw
Stap 3: Daarna overleggen wij klassikaal

Slide 11 - Tekstslide

Waarom Geschiedenis?

Door te begrijpen wat mensen vroeger meemaakten, leer je je eigen tijd beter te begrijpen.


De wereld waar jij nu leeft, komt voort uit het verleden.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Bronnen
sporen uit het verleden

Slide 14 - Tekstslide

Indirecte bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Jouw geschiedenisboek
  • Een artikel over Anne Frank op Wikipedia
  • Een documentaire over de de Franse Revolutie

Slide 15 - Tekstslide

Bronnen 1.2

Slide 16 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- herhalen lesstof vorige week

-uitleg bronnen

-opdracht met bronnen

-bekijken digitaal lesmateriaal


Slide 17 - Tekstslide

Aan het eind van deze les weet je?

-Wat een bron is

- Dat er directe en indirecte bronnen bestaan.

Dat er geschreven en ongeschreven bronnen zijn

- Hoe de digitale methode werkt.



Slide 18 - Tekstslide

Bronnen
  • Geschreven bronnen 

  • Ongeschreven bronnen

Slide 19 - Tekstslide

...maar ook:
  • Films
  • Interviews
  • Schilderijen

Historici willen altijd meerdere bronnen hebben.

Slide 20 - Tekstslide

Geschreven bronnen
Bronnen die bestaan uit tekst/tekens/getallen:
  • Boeken
  • Brieven
  • Rekeningen
  • Documenten

Slide 21 - Tekstslide



Directe en 
indirecte bronnen

Slide 22 - Tekstslide

Directe bronnen (1)

  • Zijn in de tijd waarover ze gaan gemaakt

  • Zijn meestal gemaakt door iemand die zelf bij de gebeurtenis aanwezig was, maar dat hoeft niet altijd.

Slide 23 - Tekstslide

Directe bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker leefde in die tijd... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet de waarheid vertelt, zijn mening geeft of niet alle informatie heeft.

Slide 24 - Tekstslide

Directe bronnen (3)
Voorbeelden:

  • Dagboek van Anne Frank
  • Brieven van Lodewijk XVI
  • Meubels uit het paleis van Versailles
  • Filmbeelden van de moord op president Kennedy
  • Foto's uit de Eerste Wereldoorlog
  • Spotprent

Slide 25 - Tekstslide

Indirecte bronnen (1)

  • Zijn gemaakt door iemand die er niet zelf bij was, bijvoorbeeld omdat hij later leefde óf omdat hij ergens anders woonde.

  • Heeft de informatie gekregen via andere bronnen (geschreven of ongeschreven)

Slide 26 - Tekstslide

Indirecte bronnen (2)

  • Kunnen heel betrouwbaar zijn, omdat de maker zijn informatie uit veel bronnen heeft kunnen halen... 

  • ...maar ook onbetrouwbaar, omdat iemand niet bij de gebeurtenis aanwezig was.

Slide 27 - Tekstslide

Een Wikipedia pagina over Napoleon Bonaparte is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 28 - Quizvraag

Een filmpje over het paleis van Versailles is een:
A
Indirecte bron
B
Directe bron

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Link

Ongeschreven bronnen
Bronnen zonder tekst:
  • Gebouwen
  • Voorwerpen
  • Meubels
  • Botten
  • Bodemlagen

Slide 31 - Tekstslide

Wat is een bron?
A
alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden.
B
het verleden
C
alles waar je iets te weten kunt komen door het heden.
D
een prehistorische pot

Slide 32 - Quizvraag


Ander woord voor sporen zijn?
A
handafdrukken
B
bronnen
C
verleden
D
brionnen

Slide 33 - Quizvraag

Een hisoricus gaat op zoek naar:
A
aanwijzingen
B
spullen
C
voorwerpen
D
sporen

Slide 34 - Quizvraag

5. (I/1p) Welke zin is niet juist?
A
De prehistorie is de periode waarover we alleen ongeschreven bronnen hebben.
B
De steentijd is de periode van de jager-verzamelaars.
C
In de steentijd bouwde men de eerste huizen van steen.
D
Al in de steentijd waren er contacten tussen de verschillende jager-verzamelaars.

Slide 35 - Quizvraag

Wat is ook alweer een directe bron?
A
Een bron die direct gemaakt wordt.
B
Een bron gemaakt door iemand die er zelf bij was.
C
Een bron die later is gemaakt over een bepaalde tijd.
D
Een bron waar je water uit kunt drinken.

Slide 36 - Quizvraag

Waarom gebruiken we verschillende bronnen om het verleden te bestuderen?
A
Omdat niet elke bron even betrouwbaar is.
B
Omdat we houden van extra huiswerk.
C
Omdat sommige bronnen al niet meer bestaan.
D
Omdat alle bronnen door dezelfde personen gemaakt zijn.

Slide 37 - Quizvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
Direct
B
indirect

Slide 38 - Quizvraag

Prehistorie
Historie
Geschreven bronnen
Ongeschreven bronnen

Slide 39 - Sleepvraag

Is de afbeelding en directe of een indirecte bron?
A
directe
B
indirecte

Slide 40 - Quizvraag

Wat is een archeoloog?

Slide 41 - Open vraag

les 3
1.2 en 1.3

Slide 42 - Tekstslide

Dagboek

Slide 43 - Tekstslide