Herhaling T6

Thema 2 - Ecologie
Herhaling
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 - Ecologie
Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

Thema 6 Ecologie
B1 - Relaties

Slide 2 - Tekstslide

Voedselrelaties
  • Konijn eet gras: planteneter
  • Hert eet ook gras: planteneter
  • Vos eet konijn: vleeseter
  • Wezel eet ook konijn: vleeseter
  • Reiger eet vis: vleeseter
  • Chimpansees eet vlees en planten: alleseter

Slide 3 - Tekstslide

voedselketen
Voedselketen = een rij met diersoorten wat voedsel is voor elkaar.
  • product = planten (maken hun eigen voedsel)
  • consumenten = dieren consumeren (eten) stoffen die door planten worden gemaakt. 


Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je verder een voedselketen??
Hoe lees je dit??
Plant ---->planteneter ---> vleeseter

De plant, wordt opgegeten door de planteneter
De planteneter wordt opgegeten door de vleeseter

Het  ---> kan je dus lezen als: "wordt opgegeten door"

Slide 5 - Tekstslide

Voedselweb
In een voedselweb staat
een aantal verschillende voedselketens.

Een voedselketen begint altijd met een plant.

Slide 6 - Tekstslide

Kringloop van stoffen
Bacteriën en schimmels
ruimen dode organismen
op -> reducenten

Hierbij komen onmisbare
voedingsstoffen vrij voor 
de planten.

Slide 7 - Tekstslide

Afvaleters
Dode resten van organismen kunnen worden gegeten door afvaleters

  • De afvaleters zijn net als alle andere dieren consumenten in de voedselketen

Slide 8 - Tekstslide

Thema 6 Ecologie
B2 - Kringloop

Slide 9 - Tekstslide

Voedselrelaties
  • Konijn eet gras: planteneter
  • Hert eet ook gras: planteneter
  • Vos eet konijn: vleeseter
  • Wezel eet ook konijn: vleeseter
  • Reiger eet vis: vleeseter
  • Chimpansees eet vlees en planten: alleseter

Slide 10 - Tekstslide

voedselketen
Voedselketen = een rij met diersoorten wat voedsel is voor elkaar.
  • product = planten (maken hun eigen voedsel)
  • consumenten = dieren consumeren (eten) stoffen die door planten worden gemaakt. 


Slide 11 - Tekstslide

Hoe maak je verder een voedselketen??
Hoe lees je dit??
Plant ---->planteneter ---> vleeseter

De plant, wordt opgegeten door de planteneter
De planteneter wordt opgegeten door de vleeseter

Het  ---> kan je dus lezen als: "wordt opgegeten door"

Slide 12 - Tekstslide

Voedselweb
In een voedselweb staat
een aantal verschillende voedselketens.

Een voedselketen begint altijd met een plant.

Slide 13 - Tekstslide

Kringloop van stoffen
Bacteriën en schimmels
ruimen dode organismen
op -> reducenten

Hierbij komen onmisbare
voedingsstoffen vrij voor 
de planten.

Slide 14 - Tekstslide

Thema 6 Ecologie
B3 - Samenleven

Slide 15 - Tekstslide

biologisch evenwicht: wanneer de populatiegrootte schommelt rond een evenwichtswaarde.

Slide 16 - Tekstslide

Concurrentie
  • Hoeveelheid voedsel
  • Voortplantingspartner
  • Beschikbare ruimte
  • Veilige plek

Slide 17 - Tekstslide

Relaties binnen een soort
Paarvorming:  een mannetje en een vrouwtje werken samen om zich voort te planten

Slide 18 - Tekstslide

Rangorde
Dieren die in groepen leven, hebben vaak een rangorde = één dier is de baas

Vb.  wolven, olifanten, apen, leeuwen, kippen

Slide 19 - Tekstslide

Territorium

Territorium: Gebied waar één dier leeft, of een groep dieren van dezelfde soort


Slide 20 - Tekstslide

Symbiose
Symbiose = Twee organismen van verschillende soorten leven langdurig samen (beide hebben een voordeel).


Slide 21 - Tekstslide

Parasitisme
Eén soort heeft een voordeel, de ander een nadeel.
Gastheer: heeft nadeel 
Parasiet: heeft voordeel

Slide 22 - Tekstslide

Thema 6 Ecologie
B4 - Mens en milieu

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Invloeden op het milieu

Slide 25 - Tekstslide

Milieu problemen
Uitputting
- Stoffen uit het milieu

Vervuiling
- Stoffen aan het milieu toevoegen

Slide 26 - Tekstslide

Vervuiling
Land bemesten
  • Stikstof 

Stikstof terecht in grondwater en lucht -> luchtvervuiling 


Slide 27 - Tekstslide

Vervuiling
Bodemvervuiling
  • door giftig afval in de grond

Watervervuiling
  • chemische gewasbeschermings-middelen -> door mest in landbouw

Slide 28 - Tekstslide

Uitputting
Grondstoffen
  • Fossiele brandstoffen = aardgas, aardolie en steenkool

Monocultuur
  • elke jaar dezelfde planten verbouwd -> bodem uitgeput -> niet genoeg mineralen


Slide 29 - Tekstslide

Thema 6 Ecologie
B5 - Duurzaamheid

Slide 30 - Tekstslide

Duurzaamheid
Bij duurzame oplossingen ontstaan geen milieuproblemen en raken de grondstoffen en brandstoffen niet uitgeput.

Voorbeelden van duurzame oplossingen zijn:
  • duurzame energie
  • duurzame grondstoffen
  • duurzame landbouw

Slide 31 - Tekstslide

Duurzame energie
Windenergie en zonne-energie hebben veel voordelen:
  • Windenergie en zonne-energie raken nooit op.
  • Er ontstaat geen milieuvervuiling.

Slide 32 - Tekstslide

Duurzame grondstoffen
Grondstoffen zijn nodig om dingen te maken. 

Stof, metaal, plastic, papier en glas zijn grondstoffen. Grondstoffen kan je later nog een keer gebruiken. Er zijn dan minder nieuwe grondstoffen nodig.

Voorbeelden zijn:
  • hergebruik van spullen -> opnieuw gebruiken van spullen
  • recycling van grondstoffen -> er worden nieuwe stoffen gemaakt van afval

Slide 33 - Tekstslide

Duurzame landbouw
Bij duurzame landbouw produceren boeren voedsel zonder vervuiling.

Twee manieren zijn:
  • precisie-landbouw -> gebruik van nieuwe technieken (drones, computers, robots). 
  • kringloop-landbouw -> opnieuw gebruiken van gronstoffen.

Slide 34 - Tekstslide

Minder energie gebruiken
Als iedereen minder energie gebruikt, is er minder brandstof nodig.

Zuinige apparaten gebruiken minder energie. 
  • Apparaten hebben een energielabel. Op een energielabel kan je zien hoe zuinig het apparaat is -> G is niet zuinig, A+++ is heel zuinig.

Slide 35 - Tekstslide

Thema 2 - Ecologie
B7 Niveaus van de ecologie

Slide 36 - Tekstslide

Ecologie
Ecologie = het bestuderen van relaties tussen organismen en hun milieu

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Milieu
Biotische factoren = invloeden die leven, bijvoorbeeld ...
Abiotische factoren = invloeden die niet leven, bijvoorbeeld ...

Slide 39 - Tekstslide

Niveaus in de ecologie
  • Een individu = één enkel organisme
  • Een populatie = een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald leefgebied die zich met elkaar kunnen voortplanten 
  • Een levensgemeenschap = alle populaties in een gebied
  • Een ecosysteem = een levensgemeenschap samen met de abiotische factoren in een gebied

Slide 40 - Tekstslide