Paper 1 practice

Welkom Gregor!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsEnseignement Secondaire

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom Gregor!

Slide 1 - Tekstslide

Paper 1 practice
 IB Dutch A – Gregor
Duur: 0 minuten
 IB Language A: Literature – School Supported Self-Taught
Leerling: Gregor



Slide 2 - Tekstslide

Tekst uit Humo
Analyse stap-voor-stap



Slide 3 - Tekstslide

1. Context
Wat is belangrijk te noteren?

Slide 4 - Tekstslide

Tekst uit Humo
1. Context
De tekst komt uit Humo, een Vlaams weekblad dat bekendstaat om zijn scherpe journalistieke stijl en humoristisch, soms provocerend karakter.
Jaar: 2011
Genre: interview / journalistieke reportage
Context: maatschappelijke discussie over “onschoolbare jongeren”, naar aanleiding van uitspraken van Mieke Van Hecke, directeur-generaal van het katholiek onderwijs in Vlaanderen.

De tekst wil een persoonlijk gezicht geven aan het abstracte debat over jongeren die “niet in het schoolsysteem passen”.

Slide 5 - Tekstslide

2. Doel van de tekst
Wat is/zijn de belangrijkste doel(en) van deze tekst?

Slide 6 - Tekstslide

2. Doel van de tekst
Informeren en illustreren — de journalist wil lezers tonen hoe het leven van een “onschoolbare jongere” eruitziet.

Confronteren — het stuk wil de lezer aan het denken zetten over het onderwijs, opvoeding en maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Amuseren — de typische Humo-stijl is licht ironisch, met sappige anekdotes en volkse taal; het interview moet ook leuk en vlot leesbaar zijn.

Kortom: de tekst combineert journalistiek met entertainment (infotainment).

Slide 7 - Tekstslide

3. Publiek

Slide 8 - Tekstslide

3. Publiek
De tekst is geschreven voor Humo-lezers:
Meestal volwassenen (jongvolwassen tot middenleeftijd).
Cultureel geïnteresseerd publiek, vaak met een kritische of ironische blik op de maatschappij.
Vlaams publiek: de tekst zit vol Vlaamse spreektaal (“’t is niet omdat ik niet naar school ga, dat ik gek ben, hè”), wat de herkenbaarheid vergroot.
Het publiek verwacht bij Humo:
directe, eerlijke gesprekken;
een mix van maatschappelijke ernst en grappige ondertoon;
controversiële of taboedoorbrekende onderwerpen.

Slide 9 - Tekstslide

Formele en stilistische kenmerken
Waar ga je op letten?
Teksttype en structuur
Toon
Taalgebruik
Stijlmiddelen

Slide 10 - Tekstslide

 Teksttype en structuur

Een interviewvorm met duidelijke vraag-antwoordstructuur tussen journalist (HUMO) en jongere (Glen).
De journalist opent met een contextuele inleiding (regels 1–8), wat de maatschappelijke relevantie schetst.
Daarna volgen thematische blokken: school, werk, spijbelen, politie, toekomst.
Er is een lineaire opbouw: van zijn schoolverleden naar zijn huidige leven en toekomstverwachtingen.

Slide 11 - Tekstslide

Toon
Nonchalant, brutaal, ironisch.
De toon weerspiegelt Glens persoonlijkheid: opstandig, cynisch, maar ook naïef zelfverzekerd.

De interviewer blijft relatief neutraal, maar kiest citaten die shockeren of amuse­ren.

Voorbeeld:
“Voor 2 euro ben je daar compleet dronken. Ik zou wel willen teruggaan, maar de benzine is te duur geworden (lacht).”
→ Humor, maar ook triest realisme.

Slide 12 - Tekstslide

Taalgebruik

Spreektaal, veel Vlaamse dialectwoorden en informele zinsbouw:
“lap: vuilnisbak in de fik”

“die vent begon te schreeuwen”

“actie en reactie, hè.”
De citaten zijn niet geredigeerd om grammaticaal correct te zijn — ze behouden authenticiteit.
Gebruik van omgangstaal en straattaal maakt Glen geloofwaardig als representant van “de onschoolbare jongere”.

Slide 13 - Tekstslide

Stijlmiddelen

Directe rede: maakt het interview levendig.
Humor en sarcasme: verzachten het harde thema.
Contrasten:
Jongere tegenover school;
Vrijheid tegenover discipline;
Materieel succes tegenover maatschappelijk mislukken.
Hyperbool (“voor 2 euro ben je daar compleet dronken”) en anekdotes versterken het beeld van bravoure.

Slide 14 - Tekstslide

Suggestie voor essaystructuur (IB Paper 1)
Inleiding
Vermeld titel, auteur, bron, context.
Benoem onderwerp, doel, en algemene indruk van toon/stijl.
Kern
Context en publiek – maatschappelijke achtergrond, doelgroep, intentie van de journalist.
Doel en boodschap – wat wil de tekst bereiken of bekritiseren?
Formele kenmerken – opbouw, interviewvorm, structuur.
Stijl en toon – taalgebruik, spreektaal, humor, retorische middelen.
Effect – hoe beïnvloedt dit de lezer?
Slot
Samenvatting van belangrijkste bevindingen.

Beoordeel of de tekst zijn doel effectief bereikt.

Slide 15 - Tekstslide

Paper 1 practice

Slide 16 - Tekstslide