Werkwoordspelling H4

Planning vandaag:
  • Herhalen ww-spelling H1 t/m H3
  • Nakijken huiswerk
  • Uitleg ww-spelling H4 (voltooid deelwoord)
  • Opdrachten maken ww-spelling H4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning vandaag:
  • Herhalen ww-spelling H1 t/m H3
  • Nakijken huiswerk
  • Uitleg ww-spelling H4 (voltooid deelwoord)
  • Opdrachten maken ww-spelling H4

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 2 - Quizvraag

Een zwak werkwoord...
A
verandert niet van klank in de verleden tijd.
B
verandert wel van klank in de verleden tijd.

Slide 3 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Slide 4 - Quizvraag

Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
B
Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beginnen, bieden, bijten en blazen
B
kijken, klagen, kosten, krabben
C
mailen, masseren, melden, mompelen
D
raden, regeren, roepen en ruiken

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het sterke werkwoord?
A
branden
B
rijden
C
lachen
D
poetsen

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beloven, drijven, geven en handhaven
B
bijten, eten, rijden en weten
C
blozen, grazen, lezen en verliezen
D
krabben, finishen, piekeren en ritselen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het sterke werkwoord?
A
schilderen
B
roepen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN zwak werkwoord?
A
voelen
B
praten
C
horen
D
ruiken

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een zwak werkwoord?
A
slapen
B
meten
C
durven
D
schieten

Slide 11 - Quizvraag

Nakijken huiswerk
Pak (per tweetal/drietal) een nakijkboekje en kijk je huiswerk met een andere kleur na. Verbeter ook je eventuele fouten!

Klaar of geen nakijkboekje? Maak van hoofdstuk 3, spelling, werkwoorden: opdr. 2 (online).

Klaar? Open Its'Learning, maak de linkjes in week 38.

Slide 12 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'voltooid'?

Slide 13 - Open vraag

Theorie: voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord (vd): geeft aan dat een handeling is afgerond (=voltooid). 
Vorig jaar is Mehmet naar Turkije gevlogen

Spelling:
- eindigt op -en --> wij hebben heerlijke couscous gegeten.
- of eindigt op -d of -t. --> Guido heeft zaterdagavond geklaverjast. Marijke heeft haar konijn verwaarloosd



Slide 14 - Tekstslide

Theorie: voltooid deelwoord
Hoe weet je of een voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  • Je kunt het woord 'langer maken'. Je hoort of je het woord met een -t of een -d moet schrijven. Voorbeeld: kamperen --> kampeerde --> gekampeerd 
  • Je gebruikt 'T eXKoFSCHiP / 'T eXFoKSCHaaP. 
       
- kamperen. Voor -en staat een -r. De -r zit niet in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord is       een -d --> gekampeerd
- klaverjassen. Voor -en staat een -s. De -s zit wel in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord   
   is een -t --> geklaverjast

Slide 15 - Tekstslide

Theorie: onvoltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord (od): geeft aan dat een handeling nog bezig is (=onvoltooid --> niet afgerond).
Vrolijk lachend stapten de kinderen uit de bus.


Spelling:
- hele werkwoord + d: juichen --> juichend 

Slide 16 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak nu online de opdrachten die bij deze paragraaf horen.

Slide 17 - Tekstslide