Les 1 De vitale functies

De vitale functies
Thema: Persoonlijke zorg
Vitale functies en lichaamstemperatuur

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De vitale functies
Thema: Persoonlijke zorg
Vitale functies en lichaamstemperatuur

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • De student  kan de vitale functies benoemen

  • De student weet wat een bloeddruk is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een hartslag is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat de ademhaling is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een saturatie is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet hoe hij de temperatuur kan meten en kent de achterliggende theorie





Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn de vitale functies ?

Slide 3 - Woordweb

Vitale functies:

Bloeddruk
Hartslag
ademhaling
lichaamstemperatuur
Bewustzijn

Beoordelen door:

Kijken
Luisteren
Voelen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Bloeddruk

RR afkorting van:

Riva-Rocci die eind 19e eeuw een bloeddrukmeter ontwikkelde


Slide 6 - Tekstslide

Weten jullie zelf welke
RR jullie ongeveer hebben?

Slide 7 - Woordweb

Diastole (Onderdruk)
Systole (Bovendruk)

Slide 8 - Tekstslide

Welke factoren kunnen
de bloeddruk beïnvloeden?

Slide 9 - Woordweb

Bloeddruk kan beïnvloed worden door:
Emoties en stress
Leeftijd
Medicatie/middelengebruik
Lichamelijke inspanning
Lichaamsgewicht/ voedingsstijl

Slide 10 - Tekstslide

Zoek eens op,
welke verschijnselen heb je
bij een te hoge bloeddruk?

Slide 11 - Woordweb

Verschijnselen bij een te hoge bloeddruk
Vermoeidheid, Hoofdpijn
Stoornis van gezichtsvermogen/ 
Neusbloeding
Kortademigheid bij inspanning
Hersenbloeding
Nachtelijke benauwdheid

Slide 12 - Tekstslide

Hartslag

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Verschijnselen bij een te lage bloeddruk

Flauwtes
Vermoeidheid
Duizeligheid door beweging
Hartkloppingen
Shock

Slide 15 - Tekstslide

Waar let je op?
De frequentie
De vulling
De regelmaat
De spanning
Norm: 12-15 p.m

Slide 16 - Tekstslide

Afwijkingen
Tachycardie= een hartfrequentie boven de 100 slagen per min
Oorzaken: stress, koffie, uitdroging
Bradycardie= een hartfrequentie onder de 60 slagen per min
Oorzaken: geneesmiddelen, drugs,hartproblemen
Aritmie= onregelmatige hartslag
Oorzaken: hartritmestoornissen

Slide 17 - Tekstslide

Ademhaling (respiratie)

Slide 18 - Tekstslide

Beoordelen van de ademhaling
Ademhalingsfrequentie en patroon
Kleur van de huid
Gebruik van hulpademhalingsspieren en buikademhalingsspieren
Ademgeruis 
Eventueel saturatie meten

Slide 19 - Tekstslide

De saturatie

Slide 20 - Tekstslide

Heb je weleens een saturatiemeter gezien of gebruikt?
JA
NEE

Slide 21 - Poll

2 manieren van saturatie meten



100 % is prima
<95 % is hypoxaemie
1) arteriële bloedgasanalyse: deze methode vereist een arteriële bloedafname, de benodigde analyse apparatuur

2) de transcutane (door de huid en nagelbed) meting met een saturatiemeter: deze methode is heel eenvoudig


Slide 22 - Tekstslide

Temperatuur

Slide 23 - Tekstslide

Wat is een normale temperatuur
voor een menselijk lichaam?

Slide 24 - Woordweb

Temperatuur waarden 

Normaal: 36.5-37.5
Te koud: <36
Onderkoeling: <35.0
Verhoging: 37.5-38.0
Koorts: >38.0
Hyperthermie: > 41.0
Te koud:
verhoging spierspanning
(willekeurige spieren krijgen onwillekeurige bewegingen)
Rillen, klappertanden

Te warm
Dilatatie
Zweten

Slide 25 - Tekstslide

Terugkomen op de leerdoelen
  • De student  kan de vitale functies benoemen

  • De student weet wat een bloeddruk is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een hartslag is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat de ademhaling is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet wat een saturatie is en kent de achterliggende theorie

  • De student weet hoe hij de temperatuur kan meten en kent de achterliggende theorie





Slide 26 - Tekstslide

Huiswerk 
Voorbereiden 






Benoem een (ehbo) situatie waarbij je kleine ongelukken hebt meegemaakt. Wat was de situatie, wat was de aanleiding en hoe heb je gehandeld.

Neem dit de volgende les mee.

Slide 27 - Tekstslide