LOB 5

• Geschiedenis
• MBO
• Studiejaar 1

Lesopbouw:                  20-05-2019

Korte terugblik  - (5) 

Theorie(10)

 Instructie / Opdracht (30)

Afsluiting(Feedback/Vooruitblik/Huiswerk) (10 minuten) 

 

Wat hebben we vorige keer gedaan?

We hebben een stille discussie gevoerd. Doel:

Je hebt een mening gegeven over vrijwiligerswerk.

Je hebt eerste argument gegeven.

En een goed tweede argument gegeven.

Je bent met een goed tegenargument  gekomen. 

Samenwerken en overleggen.

Tijdens je werk en stage krijg je te maken met samenwerken en overleggen.

Samenwerken en overleggen?

Samenwerken en overleggen.

Samenwerken betekent dat je met  één of meer personen aan hetzelfde werkt. Als je samenwerkt, voer je niet per se allemaal dezelfde taak uit.

Veiligheid

Vraag: Tijdens gesprekken is het belangrijk dat het veilig is, wat betekent dit?

vei·lig (bijvoeglijk naamwoord, bijwoord) (van Dale)  

1. vrij van gevaar  

2. beschermd tegen gevaar 

 

Het moet veilig zijn voor jou en de ander. (Maak het veilig).

 Doel:

Je kan een mening  geven en je staat open voor de mening van de ander (veiligheid)

Je kan een goed eerste argument geven.

Je kan een goed tweede argument geven.

Je komt met een goed tegenargument. 

Wat ga je doen?

1.Individueel denk je eerst zelf na over de vraag.(2)

2.  Je bespreekt in tweetallen jullie antwoorden. (2)

3. Ik vraag daarna naar jullie antwoorden.

Kijk en luister naar het fragment.

Maak tijdens het kijken aantekeningen.

Vraag: Leg in eigen woorden uit waar dit fragment over gaat?

https:

Wat moet je doen?

Maak opdracht 3 op blz. 98 van leerwerkboek b

a t/m/ f

Wat is samenwerken

1. Dat je naast elkaar zit.
2. Dat je met één of twee personen aan hetzelfde werkt.
3. Dat je per se aan iets anders werkt.
4. Dat je een opdracht uitvoert.

Hoe kan je een gesprek veilig maken?

1. Door samen te werken.
2. Door boos te kijken tijdens het gesprek.
3. Door te luisteren.
4. Door iemand proberen te begrijpen.

Wat is een dialoog?

1. Een monoloog..
2. Een uitwisseling van inzichten
3. Een samenvatting.
4. Een werkoverleg

"Het is de toon die de muziek bepaalt"
wat betekent het?

1. Dat je vals zingt.
2. Dat hoe je het zegt belangrijk is.
3. Dat wat je zegt belangrijk is.
4. Dat wanneer je het zegt belangrijk is.

Overleggen is

1. Bespreken wat er moet gebeuren.
2. Afspraken maken.
3. Vragen stellen.
4. Problemen bespreken.

Als je in discussie gaat moet je?
Kies het beste antwoord

1. Samenvatten
2. Praten
3. Winnen
4. Moeilijke woorden gebruiken.

Aan het eind van een gesprek discussie of interview

1. Loop je weg.
2. Knik je met je hoofd.
3. Geef je elkaar de hand.
4. Geeft elkaar de hand en bedank je voor het gesprek.

Als je intensief luistert, luister je naar

1. steekwoorden
2. de persoon.
3. de hoofdzaken en bijzaken.
4. hoe de persoon je overtuigd.

Goed luisteren dan ?

1. Vul je de zinnen van de ander aan.
2. Wil je weten hoe het verhaal van de ander past in je eigen verhaal.
3. Onderbreek je de ander.
4. Wil je zo goed mogelijk begrijpen wat de ander zegt, denkt en voelt.

Goed luisteren?

1. Neem je alleen boodschappen op die je hoort.
2. Vraag je door.
3. Denk je dat woorden één betekenis hebben.
4. Hang je achterover.

Actief luisteren is?

1. Passief luisteren.
2. Geen oogcontact.
3. Zit je recht tegenover elkaar en maakt oogcontact.
4. Zit je met je rug naar de peroon.

Huiswerk

maken opdracht 4 . blz. 100-103