2.1 Bid en werk

1 / 29
volgende
Slide 1: Video
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Voordat je begint met je aantekeningen maak je linksboven een vierkant vlak van ongeveer 10 bij 10 cm. !!!

Slide 2 - Tekstslide

2.1 
Bid en werk 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Ora et Labora = bid en werk

(Benedictijnse) monniken baden rond het jaar 1000 zeven keer per dag.
De rest van de tijd werd besteed aan werken op het land of in het scriptorium. 

Scriptorium: De schrijfkamer in het klooster waar boeken gekopieerd werden en bewaard.

Slide 5 - Tekstslide

Om toe te treden tot een klooster moesten kloosterlingen 3 geloftes afleggen:

  1. Gehoorzaamheid (Obedientia): Kloosterlingen beloven gehoorzaamheid aan de regels en autoriteit van het klooster, evenals aan hun oversten. Dit impliceert het volgen van de regels en voorschriften van het kloosterleven en het gehoorzamen van de bevelen van hogere autoriteiten binnen de kloostergemeenschap.
  2. Armoede (Paupertas): Deze gelofte betekent dat kloosterlingen afstand doen van persoonlijke bezittingen en materiële rijkdom. Ze leven eenvoudig en delen gemeenschappelijke middelen binnen het klooster. Het idee achter deze gelofte is het streven naar spirituele rijkdom en een focus op geestelijke waarden in plaats van wereldse bezittingen.
  3. Kuisheid (Castitas): Kloosterlingen beloven een leven van kuisheid, wat betekent dat ze afzien van seksuele relaties en huwelijk. Deze gelofte is bedoeld om volledige toewijding aan God mogelijk te maken en afleidingen van het spirituele pad te vermijden.




Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

In manuscripten wordt de tekst versierd of 'verluchtigd' met miniaturen.

  • Manuscript: met de hand geschreven document vóór uitvinding boekdrukkunst. 
  • Handschriften gebundeld tot boek = codex

Slide 9 - Tekstslide

Codex Calixtinus

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

  • Miniatuur: illustratie (afbeelding) bij manuscript
  • Initiaal: versierde beginletter bij manuscript

Slide 13 - Tekstslide

In Kloosters zijn en waren op vaste tijden gebedsmomenten.

Gebedsmomenten op vaste tijden = getijden
In getijden worden volgens een vast rooster de 150 Psalmen uit de Bijbel gezongen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

In veel kloosters en kerken werd Gregoriaans gezongen: eenstemmige Latijnse onbegeleide kerkzang in de Katholieke Kerk.

Syllabisch zingen: 
per lettergreep (syllabe) wordt er slechts één noot gezongen.

Melismatisch zingen: zingen met meerdere noten per lettergreep

Slide 18 - Tekstslide

Neumen: vroege vorm van muzieknotatie. Ontstaan vóór de notenbalknotatie. De vorm van de neumen geven het stijgen of dalen van de melodie aan.

Slide 19 - Tekstslide

Hildegard von Bingen

Slide 20 - Tekstslide

  • Hildegard werd geboren als "10" kind (een tiende) in een adellijke familie. Zoals gebruikelijk was met het tiende kind, dat de familie niet kon voeden, werd ze bij de geboorte aan de kerk gewijd.
  • Ze werd op 8-jarige leeftijd door haar ouders aan de kerk gegeven en trad toe tot het benedictijnenklooster in Disibodenberg. Op 14-jarige leeftijd werd Hildegard naar een non genaamd Jutta gestuurd, die zich over haar ontfermde.
  • Hildegard was een enorm invloedrijke en spirituele vrouw, die de weg vrijmaakte voor andere vrouwen om te slagen in een aantal vakgebieden van theologie tot muziek . Ze was een mystieke schrijfster, die drie boeken van haar visioenen voltooide.
  • Centraal in Hildegards filosofie stond het concept van “Viriditas,” of de groenheid van God , die zij begreep als de levengevende kracht die de hele schepping doordringt. Zij zag deze goddelijke vitaliteit weerspiegeld in de weelderigheid van de natuur, de helende eigenschappen van kruiden en de bloei van de menselijke ziel.

Slide 21 - Tekstslide

 Hildegard Van Bingen kreeg vele visioenen. Hiernaast zie je er 1 uitgebeeld.

In dit visioen zag ze een groot lichtende vuurbol, waarin een figuur in menselijke vorm zat. Deze figuur symboliseerde God en het licht symboliseerde de liefde die de kosmos bij elkaar houdt. Rondom de bol zag ze verschillende cirkels en stralende lichten die symbool stonden voor de harmonie van de schepping en de relatie tussen God en de mens.

Slide 22 - Tekstslide

De visioenen van Hildegard von Bingen werden geschilderd en ook werd er over gezongen:

Slide 23 - Tekstslide

Mystiek: het streven naar -en de persoonlijke ervaring van- éénwording met God.

In het Quam mirabilis van Hildegard von Bingen gaat het over de ontmoeting van God en de mens en wordt het de mens duidelijk dat het de kroon op Gods schepping is.

Het is éénstemmige muziek, maar wel met meerdere noten per lettergreep en variatie in hoog en laag om de verbinding tussen de Hemelse God en de aardse mens duidelijk te maken.

Slide 24 - Tekstslide

Verwerking

  • Maak een initiaal van je eerste letter van je naam
  • Maak een miniatuur die bij je naam past

Slide 25 - Tekstslide

Verdieping:

Ora et Labora (bid en werk) is een uitgangspunt voor veel middeleeuwse kloosters. Beschrijf welke activiteiten plaatsvinden in de kloosters rond het jaar 1000 waarmee het motto Ora et Labora in de praktijk wordt gebracht.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Ora (bidden)
Het religieuze aspect van het kloosterleven speelde zich vooral af in de vorm van gebeden en kerkdiensten. De monniken volgden de Regel van Benedictus, waarin het getijdengebed centraal stond. Deze gebedenstructuur verdeelde de dag in zeven vaste momenten voor gebed (de “getijden”), naast de dagelijkse mis:

Metten (nachtgebed) – vroeg in de ochtend, vaak rond 2 uur.
Lauden (ochtendgebed) – bij zonsopgang.
Priem – rond 6 uur in de ochtend.
Terts – rond 9 uur.
Sext – rond 12 uur (middaggebed).
None – in de namiddag, rond 15 uur.
Vespers – bij zonsondergang.
Completen – afsluitend avondgebed voor de nachtrust.

Slide 28 - Tekstslide

Uit welke bronnen verdienden kloosters hun inkomen? Labora

Landbouw bedrijven: Ze verbouwden gewassen, hielden vee en beheerden landbouwgronden om in hun eigen behoeften te voorzien en overschotten te verhandelen.
Landbouwgrond verhuren: Kloosters konden land verhuren aan boeren in ruil voor pachtgeld of een deel van de opbrengst. 
Ambachten en Handel: Sommige kloosters waren betrokken bij ambachtelijke activiteiten zoals het maken van manuscripten, kaarsen, bier, wijn of andere producten. Ze konden deze goederen produceren en verhandelen voor inkomsten.
Donaties en Schenkingen: Kloosters ontvingen vaak giften en schenkingen van gelovigen, landheren of edelen.
Pelgrims en Gasten: Kloosters, vooral die langs belangrijke pelgrimsroutes, konden inkomsten genereren door pelgrims en reizigers te ontvangen. Ze zorgden voor onderdak en maaltijden tegen betaling.






Slide 29 - Tekstslide