Dag 6 - Film - roze

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 4

Thema 6 - Film

prima

• heel goed
• zin: Hoe gaat het? Prima!
• zin: Jullie hebben de toets prima gemaakt. 

31

rustig

• niet druk
•  niet in beweging
• zin: Ik woon in een rustige straat; er rijden bijna geen auto's.
• zin: Ik zit rustig op de bank.

32

sorry

• sorry zeg je als je iets fout doet
• zin: Sorry, heb ik je pijn gedaan?
• zin: Sorry dat ik te laat ben! 

33

spannend

• je wordt er een beetje bang of nerveus van
• je wilt heel graag weten hoe het verder gaat, bijvoorbeeld bij een boek of een film
• zin: Ik kijk naar een spannende film. 
• zin: Het boek is spannend.

34

spelen (ww)

• 1) een spel of sport doen
• 2) met speelgoed 
• 3) muziek maken
• werkwoord : ik speel - wij spelen
• zin: Hij speelt met de andere kinderen.
• zin: Zij speelt gitaar. 

35

steeds

• elke keer weer
• de hele tijd
• nog steeds: na een lange tijd hetzelfde gebleven 
• zin: Ze heeft me nog steeds niet gebeld.
• zin: Hij komt steeds te laat.

36

Zullen we naar de film gaan?
Ja, ...............!

31

Deze straat is .................

32

1. druk
2. spannend
3. rustig
4. actief

Kleine kinderen zijn meestal ............, ze maken veel geluid.
Volwassenen zijn meestal ...............,, dan hoor je minder geluid.

32

1. klein - rustig
2. rustig - druk
3. druk - rustig
4. groot - klein

..........., mag ik er even langs?

33

1. Bovendien
2. Sorry
3. sorry
4. naar

..........., ik ben te laat!

33

34

Wat vindt jij spannend?

Spannend! Waar zie je dat?

34

1. 
2. 
3. 
4. 

Maak de goede vervoeging van het ww: spelen

Ik ........... gitaar, zij .............. piano.
Jullie ............. graag buiten, maar wij ........... graag binnen.

35

Maak een zin met het werkwoord:
spelen

35

Het woord: 'steeds' betekent..................

(er zijn meer goede antwoorden)

36

1. nooit
2. hetzelfde gebleven
3. elke keer weer
4. opnieuw

Welke zin is goed?

36

1. Op steeds hebben we sport.
2. Steeds is het dinsdag.
3. Mijn tafel is steeds.
4. Hij pakt steeds mijn pen.

Welke zin is goed?

36

1. Op steeds hebben we sport.
2. Steeds is het dinsdag.
3. Mijn tafel is steeds.
4. Hij pakt steeds mijn pen.

Welke woord?
Hij komt steeds ........ laat.

37