Mijn proefles

Welk van de volgende rijtjes bevat alleen maar schaarse goederen?
A
Fiets, Taxirit, Gekweekte appel, Aardappelen in de winkel
B
Kraanwater, Regen, Schoolboeken, Bronwater
C
Gratis schoonheidsmasker, windkracht, Ziggo abonnement, spijkerbroek
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welk van de volgende rijtjes bevat alleen maar schaarse goederen?
A
Fiets, Taxirit, Gekweekte appel, Aardappelen in de winkel
B
Kraanwater, Regen, Schoolboeken, Bronwater
C
Gratis schoonheidsmasker, windkracht, Ziggo abonnement, spijkerbroek

Slide 1 - Quizvraag

Waar of niet waar? Directe ruil behoort zowel tot het grijze circuit van de economie als tot die niet-marktsector.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Vul in:
Volgens welvaartseconomen is bij het .. op een .. (marktvorm) het .. en de .. maximaal. Dit is dan ook Pareto-efficiënt.

Slide 3 - Open vraag

Het afnemen van het totale consumentensurplus is het gevolg van twee factoren. Wat zijn deze twee?

Slide 4 - Open vraag

Wat ontstaat er door een garantieprijs?

Slide 5 - Open vraag

A’ is de nieuwe aanbodlijn na de prijsverlagende subsidie van de overheid. Q1 is het nieuwe marktevenwicht, Pc is de nieuwe prijs betaald door de consumenten en Pe is wat de producenten ontvangen voor hun producten. Welke letter(s) geven de Harberger-driehoek aan?

Slide 6 - Open vraag

Een monopolist wil een groter surplus verkrijgen en besluit daarom voor jongeren t/m 18jaar , voor volwassenen tussen 18 en 65 jaar en voor 65+ andere prijzen te gebruiken voor hetzelfde product. Hoe heet dit verschijnsel.


Slide 7 - Open vraag

Een octrooi geeft zowel een groot voordeel als een groot nadeel voor de consument. Wat is dit grote nadeel?

Slide 8 - Open vraag

Goederen die ‘niet-rivaliserend’ en ‘niet uitsluitbaar’ zijn, worden geproduceerd door de overheid. Hoe heten deze goederen?
A
Normale goederen
B
Collectieve goederen
C
Vrije goederen
D
Staatsgoederen

Slide 9 - Quizvraag

Onthoud deze vraag, het antwoord vul je in op de volgende dia (je mag aant. maken)
Er zijn meerdere mogelijkheden om een extern probleem te internaliseren, een contract afsluiten door betrokken partijen is een mogelijkheid. Wat zijn de andere drie? Geef alleen de cijfers. 

Slide 10 - Tekstslide

Extern probleem internaliseren: 1. Heffingen 2. Productdifferentiatie 3. Prijsdiscriminatie
4. Markt creëren 5. Verbod of beperking
6. Concurrentie stimuleren

Slide 11 - Open vraag

Overheidsmonopolies streven naar GO=GTK. Waarom? Omdat zij streven naar…
A
Maximale winst
B
Maximale omzet
C
Minimaal verlies
D
Break-even

Slide 12 - Quizvraag

Na het privatiseren van een staatsbedrijf krijgt de overheid een principaal-agent relatie. Welke rol heeft de overheid hierin?
A
Principaal
B
Agent

Slide 13 - Quizvraag

De overheid gebruikt belastingen en subsidies om meerdere doelen te bereiken. Welke van onderstaande doelen hoort daar NIET bij?
A
Uitgaven van de overheid betalen
B
Inkomens gelijker verdelen
C
Consumptie van bepaalde goederen stimuleren/afremmen
D
Import van buiten Europa stimuleren

Slide 14 - Quizvraag

Deze matrix is een voorbeeld van een collectief gevangenedilemma. Hoe zie je dat in de figuur? (Vul je antwoord in op de volgende dia)

Slide 15 - Tekstslide

Deze matrix is een voorbeeld van een collectief gevangenedilemma. Hoe zie je dat in de figuur? (Antwoord van vorige dia)

Slide 16 - Open vraag

Een Pareto-optimum is moeilijk te realiseren. Welke markt kan wel pareto-optimaal zijn?
A
Aandelenmarkt
B
Automarkt
C
Adidasschoenenmarkt
D
Aardoliemarkt

Slide 17 - Quizvraag