NaSk: paragraaf 2.4 Afval (2BK)

Paragraaf 2.4

Afval
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 2.4

Afval

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis

  • Waaraan denk je als je het woord afval hoort?

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  1. Je kunt vertellen hoe j afval scheidt.

  2. Je kent het verschil tussen hergebruik en recyclen.

  3. Je kunt vertellen hoe je de hoeveelheid afval kunt verminderen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gebeurt er met ons afval?

Slide 4 - Open vraag

Soorten afval
  1. Groente-, fruit- en tuinafval (gft)
  2. Plastic, metaal en drinkpakken (pmd)
  3. Kleding, meubels, apparaten
  4. Klein chemisch afval (kca)
  5. Glas en papier

Slide 5 - Tekstslide

Afvalverwerken
  1. Compost
    (biologisch afbreekbaar afval)
  2. Recycling
  3. Hergebruik
  4. Verbranding
  5. Storten

Slide 6 - Tekstslide

Hergebruik of recyclen
  • Hergebruik
Spullen die nog goed te gebruiken zijn of te repareren

  • Recyclen
Producten die worden gebruikt als 
grondstof voor nieuwe producten

Slide 7 - Tekstslide

Restafval
Restafval wordt verbrand in een verbrandingsoven.
  1. Het afval wordt gelost in een grote bunker.
  2. Magneten halen metalen uit het afval.
  3. De rest van het afval wordt verbrand
    onder hoge temperatuur
  4. De rook wordt gezuiverd van roet en giftige stoffen

Slide 8 - Tekstslide

Storten of verbranden
Het meeste restafval wordt verbrandt, omdat in Nederland weinig ruimte is voor stortplaatsen van restafval.

De as van het verbrande restafval wordt gestort op een vuilnisbelt.

Slide 9 - Tekstslide

Storten of verbranden
Het meeste restafval wordt verbrandt, omdat in Nederland weinig ruimte is voor stortplaatsen van restafval.

De as van het verbrande restafval wordt gestort op een vuilnisbelt.

Slide 10 - Tekstslide