Scheids! Wissel!

Scheids! Wissel!
Onderdeel van het NFF-schoolprogramma Familieperikelen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijKunstzinnige oriëntatie+1BasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Introductie

Deze les hoort bij de korte film Scheids! Wissel! van Tim van Gils en is onderdeel van schoolprogramma Familieperikelen van het Nederlands Film Festival. De les kan aangeboden worden in de klas als voorbereiding op het bezoek aan het Nederlands Film Festival.

Instructies

De les sluit af met een verdiepende opdracht van ca. 30 minuten, die aansluitend aan de les of na afloop van het filmbezoek kan worden gedaan.

Onderdelen in deze les

Scheids! Wissel!
Onderdeel van het NFF-schoolprogramma Familieperikelen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze les...
  • bereid je je voor op je bezoek aan het Nederlands Film Festival;
  • bekijk en analyseer je drie fragmenten uit de korte film Scheids! Wissel!;
  • denk je na over de personages en de setting van de film;
  • denk je na over wat voor soort film dit is en wat de filmmaker ermee wil zeggen.

Slide 2 - Tekstslide

Inhoud van de les

Laat de slide aan de leerlingen zien, zodat ze weten wat ze van deze les kunnen verwachten.
Fragment 1: 0.00 - 0.31

Slide 3 - Tekstslide

Fragment 1

Bekijk het eerste fragment met beelden van het voetbalveld t/m de aankomst van Din (tot 0.31).
Bespreek in tweetallen
                 - Wat is er tot nu toe gebeurd en welke beelden heb je
                    tot nu toe gezien?
                 - Wat vind je van het begin van de film? Welk gevoel
                    roept het bij je op? Maakt het begin van de film je
                    nieuwsgierig naar de rest? Waarom wel/niet?
                 - Heb je al een idee waar de film over gaat?
                 - Wat verwacht je van de film en waarom?
Welke beelden heb je gezien in dit fragment?

Slide 4 - Tekstslide

Vragen over het fragment

Laat de leerlingen enkele minuten in tweetallen de vragen over het fragment bespreken. Bespreek enkele vragen (bijvoorbeeld de laatste twee) kort klassikaal na.
Beschrijf drie beelden die je in dit eerste stukje van de film hebt gezien
Wat ben je door deze beelden te weten gekomen over de plaats waar de film zich afspeelt (de setting)?
Waarom denk je dat de filmmaker ervoor gekozen heeft om de film met deze beelden te beginnen?
Setting
De setting is de plaats waar een verhaal zich afspeelt. De setting van de film Finding Nemo is bijvoorbeeld de oceaan, want daar speelt een groot deel van de film zich af

Slide 5 - Tekstslide

Vragen bij het fragment

Klik de informatiebutton open om de term 'setting' uit te leggen en bespreek de vragen met de leerlingen.

(mogelijke) antwoorden:
Vraag 1: beelden van een leeg voetbalveld, een auto die aankomt en Din die uitstapt en naar zijn team toe loopt.
Vraag 2: de film speelt zich waarschijnlijk (gedeeltelijk) af op het voetbalveld
Vraag 3: door de eerste beelden weten we dat voetbal waarschijnlijk belangrijk is in de film en voor de hoofdpersoon
Wie is de hoofdpersoon van deze film?
Hoe weet je dat dit de hoofdpersoon is?
Wat weet je al over de hoofdpersoon? Noem drie dingen die je tot nu toe te weten bent gekomen.
Hoofdpersonage
Het hoofdpersonage, ook wel protagonist genoemd, is de persoon over wie het verhaal gaat.

Slide 6 - Tekstslide

Vragen bij het fragment

Klik de informatiebutton open om de term 'hoofdpersonage' uit te leggen en bespreek de vragen met de leerlingen.

(mogelijke) antwoorden:
Vraag 1: Din is de hoofdpersoon
Vraag 2: Din is de eerste die je ziet en hoort. De film begint met een leeg voetbalveld en dan komt de auto aanrijden waar Din uitstapt en volgt de camera hem. Hij zet de film in beweging en wordt door de camera gevolgd. Hierdoor wordt duidelijk dat Din waarschijnlijk de hoofdpersoon is.
Vraag 3: Din zit op voetbal en heeft vrienden bij het team. Hij wordt door een familielid in de auto naar voetbal gebracht.
Fragment 2: 1.59 - 2.46

Slide 7 - Tekstslide

Fragment 2

Bekijk het tweede fragment met beelden van het interview met Din en op het voetbalveld (1.59 - 2.46).
Bespreek in tweetallen
                 - Welke beelden heb je gezien in dit fragment?
                 - Denk je dat het interview en het voetballen zich
                    tegelijkertijd afspelen? Waarom denk je van wel/niet?
                 - Wat vind je tot nu toe van de film? En van Din? Lijkt hij
                    je aardig of niet? Waarom denk je dat?
                 - Wat vind je van wat Din vertelt? Kun je je voorstellen
                    hoe Din zich voelt?

Slide 8 - Tekstslide

Vragen over het fragment

Laat de leerlingen enkele minuten in tweetallen de vragen over het fragment bespreken. Bespreek enkele vragen (bijvoorbeeld de tweede en derde) kort klassikaal na.
Fragment 3: 2.44 - 3.19

Slide 9 - Tekstslide

Fragment 3

Bekijk het derde fragment met beelden van het interview met Din en op het voetbalveld (2.44 - 3.19).
Waarom denk je dat Din opeens moet keepen, terwijl hij net heeft verteld dat hij normaal gesproken midmid staat?
Denk je dat de spelers van een teamsport, zoals in het voetbalteam van Din, wel eens van positie wisselen? Waarom denk je van wel/niet?
Denk je dat de coach Din ook op keep had gezet als de wedstrijd niet gefilmd was? Waarom denk je van wel/niet?

Slide 10 - Tekstslide

Vragen bij het fragment

Bespreek de vragen met de leerlingen.

(mogelijke) antwoorden:
Vraag 1: Din vertelt net dat er chaos zal ontstaan als de teamleden op een andere positie spelen. Om die chaos  zichtbaar te maken, zet de coach de spelers op een andere positie.
Vraag 2: eigen antwoord. Bijvoorbeeld: misschien gebeurt het wel eens dat spelers op een andere positie gezet worden, bijvoorbeeld om iets uit te proberen, maar ik denk niet zo extreem als hier, dat Din opeens moet keepen (tijdens een wedstrijd) terwijl hij dat nooit doet.
Vraag 3: eigen antwoord. Bijvoorbeeld: ik denk dat de coach Din niet op een andere positie gezet had als de wedstrijd niet was gefilmd. Het zou kunnen dat de coach met de filmmaker heeft afgesproken dat hij iedereen op een andere positie zou zetten om de chaos in beeld te brengen waar Din net over vertelt.
Noem twee dingen in de film waardoor je zou kunnen denken dat de film bedacht en gespeeld (fictie) is
Noem twee dingen in de film waardoor je zou kunnen denken dat de film een verhaal laat zien dat echt gebeurd is (documentaire)
Wat denk je: is deze film een documentaire of een fictiefilm? Waarom denk je dat?
Documentaire
Een documentaire is een (korte) film waarin de filmmaker probeert om een beeld te geven van iets wat echt is gebeurd
Fictie
We noemen iets fictie als een verhaal door de maker zelf is bedacht en verteld, bijvoorbeeld door het verhaal met acteurs (na) te spelen of alles in scène te zetten

Slide 11 - Tekstslide

Vragen bij het fragment

Klik de informatiebutton open om de termen 'documentaire' en 'fictie' uit te leggen en bespreek de vragen met de leerlingen.

(mogelijke) antwoorden:
Vraag 1: de coach van Din zijn elftal geeft opdrachten die hij misschien niet gegeven zou hebben als de wedstrijd niet was gefilmd (in scène gezet); het is wel erg toevallig dat de coach iedereen net van positie laat wisselen als Din vertelt over hoe er chaos ontstaat in zijn team; de camera staat al klaar als Din aankomt bij het voetbalveld.
Vraag 2: wat Din vertelt (tijdens het interview) en zijn reactie op de wisseling van posities lijkt oprecht i.p.v. gespeeld; Din wordt geïnterviewd over wat er gebeurde toen zijn ouders scheidden i.p.v. dat dat wordt nagespeeld
Vraag 3: eigen antwoord
Bespreek in tweetallen
                 - Hoe voelt Din zich denk je als hij opeens moet keepen?
                    Omschrijf dit in vier woorden. Begrijp je zijn reactie?
                 - Stel: jij zou net zoals Din opeens iets héél anders
                    moeten doen dan je gewend bent, hoe zou jij dan
                    reageren? Bijvoorbeeld: ineens met links schrijven,
                    terwijl je rechts bent, moeten verhuizen naar een
                    andere plaats, alleen nog maar in het Frans praten etc.
Welke beelden heb je gezien in dit fragment?

Slide 12 - Tekstslide

Vragen over het fragment

Laat de leerlingen enkele minuten in tweetallen de vragen over het fragment bespreken. Bespreek de vragen kort klassikaal na.
Videoboodschap van de maker

Slide 13 - Tekstslide

Videoboodschap

Bekijk de videoboodschap van de maker waarin hij uitlegt waarom hij bepaalde keuzes heeft gemaakt in de film.
Voetbal als metafoor
  • Een metafoor is een soort vergelijking (zie uitleg). Waar wordt in deze film de voetbalwedstrijd mee vergeleken? Of: waarvoor is de voetbalwedstrijd een metafoor?
  • Waarom zou de filmmaker hebben gekozen voor voetbal als metafoor voor Din zijn verhaal?

Verdiepende opdracht (1)
Metafoor
Een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders om een vergelijking te maken. Bijvoorbeeld: 'het zwarte schaap' is een metafoor voor iemand die er niet echt bij hoort: de meeste schapen zijn immers wit

Slide 14 - Tekstslide

Verdiepende opdracht
Deze opdracht kan ook na afloop van het filmbezoek gedaan worden.

Klik de informatiebutton open om de term 'metafoor' uit te leggen en leg de term eventueel verder uit aan de hand van andere voorbeelden. Bespreek vervolgens de vragen met de leerlingen.

(mogelijke) antwoorden:
Vraag 1: de voetbalwedstrijd en de vreemde regels waar de spelers zich aan moeten houden zijn een metafoor voor de gevoelens van Din toen zijn ouders gingen scheiden: hij was in de war, voelde chaos en had het gevoel dat hij zich steeds aan moest passen
Vraag 2: Din voetbalt graag. Hij vindt het soms misschien lastig om zijn gevoelens over de scheiding onder woorden te brengen en door dit via de metafoor van voetbal te vertellen kan Din alsnog zijn gevoelens overbrengen.
Bedenk zelf een metafoor
Hoe zou jij een blij/sip/boos/verward gevoel uitdrukken in film?
Opdracht: kies een gevoel dat je zelf wel eens hebt ervaren en bedenk hier een metafoor voor, zodat je je dit gevoel in beeld over kunt brengen. Omschrijf of teken vier filmbeelden die je zou kunnen gebruiken om dit gevoel met film over te brengen.

Verdiepende opdracht (2)
Metafoor
Een vorm van beeldspraak: je gebruikt een woord of beeld voor iets anders om een vergelijking te maken. Bijvoorbeeld: 'het zwarte schaap' is een metafoor voor iemand die er niet echt bij hoort: de meeste schapen zijn immers wit

Slide 15 - Tekstslide

Verdiepende opdracht

Laat de leerlingen zelf een metafoor bedenken voor een gevoel dat zij hebben ervaren. Help leerlingen die dit lastig vinden op gang door een suggestie voor een gevoel (bijvoorbeeld verwarring, chaos of verdriet) aan te dragen. Laat de leerlingen op een A4 vier filmbeelden tekenen of beschrijven waarmee ze de metafoor in film over zouden brengen. Vraag aan het einde van de les enkele leerlingen om hun filmbeelden te laten zien/horen en laat de rest van de klas raden om welk gevoel het gaat.