Het onregelmatige werkwoord 'avoir' (hebben) (unité 2)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Ken je het rijtje van 'avoir' (met vertaling) ?

Ken je het rijtje van het werkwoord 'avoir' (hebben) nog?

le verbe avoir

ik heb	j' ai	[zjee]
jij hebt	tu as	[tuu aa]
hij / zij / men heeft	il / elle / on a	[iel/el/on aa]
wij hebben	nous avons	[noez avo(n)]*
jullie hebben / u heeft	vous avez	[voez avee]*
zij hebben	ils (m)/elles (f) ont	[ielz/elz ont]*

Le verbe 'avoir' (hebben)

* je spreekt de 's' van nous, vous, ils en elles hier uit omdat het woord dat volgt met een klinker begint. De 's' spreek je dan uit als een 'z'

avoir

=

 hebben

il/elle/on a

nous avons

vous avez

ils/elles ont

tu as

j'ai

wij hebben

zij hebben

ik heb

jullie hebben / u heeft

jij hebt

hij/zij/men heeft

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp

ai

as

a

avons

avez

ont

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft

B. zij hebben

C.  men heeft

D.  jullie hebben

E. jij / je hebt

F. wij hebben

1.  nous  avons

2.  tu  as

3.  ils  ont

4.  on  a

5.  vous avez

6.  elle  a

Tu .... une soeur ?

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Non, j'.... un frère

1. ai
2. a
3. as
4. ont

Il .... quinze ans

1. as
2. a
3. ai
4. avez

Nous ..... une voiture et un vélo

1. a
2. ont
3. avez
4. avons

Ils / Elles .... une grand-mère super!

1. avons
2. a
3. ont
4. avez

Vous ..... une grande chambre?

1. ai
2. avez
3. avons
4. as

La ville .... beaucoup de magasins

1. avons
2. a
3. est
4. ont

Jaques et Françoise .... trois pommes

1. ai
2. a
3. avons
4. ont

Le chat ... mal à la patte

1. ai
2. as
3. a
4. avons

ik heb

jij hebt

hij heeft

zij heeft

men heeft/

wij hebben

wij hebben

jullie hebben

u heeft

zij hebben (m)

zij hebben (v)