In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 240 min
Onderdelen in deze les
Omkijken
Slide 1 - Tekstslide
Bij het bewegen gebruiken wij voornamelijk ons
A
Vegetatieve zenuwstelsel
B
Animale
zenuwstelsel
C
Autonome
zenuwstelsel
D
Geen van deze
Slide 2 - Quizvraag
welke delen van het zenuwstelsel behoren bij het centraal zenuwstelsel?
A
perifere zenuwen
B
zenuwen in het ruggenmerg
C
zenuwen in de hersenen
D
zenuwen in ruggenmerg en hersenen
Slide 3 - Quizvraag
Alvleesklier / pancreas
Slide 4 - Tekstslide
Positie
# ligt links boven in de buik, tegen achterzijde buikholte
# 13-15 centimeter
# trosvormig
# kop, lichaam staart
#kop ligt in de bocht van het duodenum aan
# aansluiting op duodenum via de Papil van Vater
# begin van verteringsproces
Slide 5 - Tekstslide
Functies
Pancreas heeft twee functies:
1.Endocriene functie = productie hormonen tbv de bloedsuikerspiegel / insuline en glucagon
2.Exocriene functie = productie van pancreassap tbv de spijsvertering
Slide 6 - Tekstslide
Opbouw pancreas
In het midden ligt de ductus pancreaticus (alvleesklierbuis) voor afvoer van het verteringssap richting duodenum
Deze eindigt in de kop waar de ductus choledochus (galgang/buis) erop aansluit (bij de overgang in het duodenum) met gal vanuit de lever/galblaas
0ngeveer 98 % van de cellen (bezig met productie van enzymen/sap (klierblaasjes)
2% bezig met productie van glucagon (Alpha cellen) en insuline (Beta cellen)
dat gebeurd in de eilandjes van Langerhans
Slide 7 - Tekstslide
Pancreassap bestaat uit?
Pancreassap is nodig voor de vertering van voedsel.
# 3 enzymen :
een enzym is een chemische stof die in staat is om deeltjes uit de voeding beschikbaar te maken voor opname in het lichaamen/of de cel
1.Amylase = voor de koolhydraten
2.Lipase = voor de vetten
3.Protease = voor de eiwitten
deze zijn NIET actief in de alvleesklier maar worden pas actief in de darm
# natriumbicarbonaat (neutraliseert de zure maaginhoud)
# slijm
# water
Slide 8 - Tekstslide
Hormonen van de alvleesklier
Insuline: bij een te hoog bloedsuikergehalte maakt de alvleesklier insuline aan zodat glucose in de bloedbaan wordt omgezet in de lever naar glycogeen wat wordt opgeslagen in de lever en de spieren
gevolg is dat je bloedsuikergehalte daalt!
Slide 9 - Tekstslide
Hormonen van de alvleesklier
Glucagon: bij een te laag bloedsuikergehalte maakt de alvleesklier glucagon aan zodat glycogeen vanuit de lever en de spieren wordt omgezet in glucose.
Gevolg is dat je bloedsuikergehalte stijgt.
(Normaal waarde 4-7,5 mmol)
Slide 10 - Tekstslide
Kijk eens goed naar het schema. Leg een muntje of iets dergelijks op het oranje vakje met insuline. Kun je nu uitleggen wat er vervolgens mis gaat bij iemand met diabetes?
Slide 11 - Tekstslide
Een zorgvrager met diabetes maakt de alvleesklier / kies twee antwoorden
A
Geen insuline meer aan
B
Geen glucose meer aan
C
Te weinig glycogeen aan
D
Te weinig insuline aan
Slide 12 - Quizvraag
Diabetes type 1
Een zorgvrager met diabetes type 1 zijn / haar alvleesklier maakt geen insuline meer aan.
Gevolg is dat de zorgvrager zelf de insuline moet toedienen via spuit of insulinepomp!
Slide 13 - Tekstslide
Diabetes type 2
Een zorgvrager met diabetes type 2 zijn/haar alvleesklier maakt te weinig insuline meer aan. Gevolg is dat de zorgvrager ....
(welke acties kunnen bijdragen om zijn / haar bloedsuikergehalte binnen de normen te krijgen)
Slide 14 - Tekstslide
Wat kunnen zv met type 2 doen om hun bloedsuiker binnen de normen te krijgen ?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.