Les Op het eerste gezicht (vooroordelen)

Waar denk je aan bij het woord vooroordeel?
1 / 13
volgende
Slide 1: Woordweb
BurgerschapMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Waar denk je aan bij het woord vooroordeel?

Slide 1 - Woordweb

Vooroordelen zijn meningen die niet op feiten zijn gebaseerd. Deze meningen gaan vaak over groepen mensen.

Slide 2 - Tekstslide


Vraag 5
Waar denk jij aan bij het begrip 'kansenongelijkheid?'
Welke uitspraak is een vooroordeel?

A
VROUWEN ZIJN NIET GOED IN VOETBAL, DAT IS ALGEMEEN BEKEND
B
BART KAN HEEL ERG LEKKER KOKEN, IK HEB LAATST BIJ HEM GEGETEN

Slide 3 - Quizvraag

Antwoord A is het goede antwoord. 

Vooroordelen zijn meningen over mensen die we al hebben voordat we gezien hebben hoe iemand echt is.

Slide 4 - Tekstslide


Vraag 6
Vooroordelen dragen bij aan kansenongelijkheid, omdat we de mensen waar we een vooroordeel over hebben niet de kans geven om te laten zien wat ze kunnen
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 5 - Quizvraag


VRAAG 7
Heb je wel eens in een situatie gezeten waarin je bevoor- of benadeeld werd?
JA
NEE

Slide 6 - Poll

Heb je weleens in zo'n situatie gezeten? Wat voor situatie was dat en hoe voelde dat?
Dit onderwerp kan gevoelig zijn. Luister naar elkaar en wees respectvol. 

Slide 7 - Tekstslide


We gaan nu luisteren naar het verhaal van een vluchteling, om ons te verdiepen in 
het verhaal van de vluchtelingen.
 We gaan luisteren
      naar Djafat; 
 





Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Wat is het verschil tussen een feit en een mening?

  • Een feit is: 
  • Iets wat je kunt controleren. Je kunt er niet over discussiëren (ze heeft dreadlocks).
  • Een mening is:
  • iets wat je vindt. (Ze heeft dreadlocks en dat vind ik vies)

Slide 10 - Tekstslide

Hoe zit het met jouw vooroordelen?
Speel het spel "Op het eerste gezicht" in 3 groepen

Slide 11 - Tekstslide

We verdelen de klas in 2 groepen

  • Maak 2 kringen in de klas van tafels
  • Ga met de groep om de tafels zitten
  • We leggen de kaarten van stap 1 omgekeerd op tafel

Slide 12 - Tekstslide

Stel je voor: 

Je komt de bus binnen. Op de elke bank zit iemand maar naast iedereen is ruimte om te gaan zitten. Naast wie ga jij zitten?

Slide 13 - Tekstslide