Talent kader H3 herhaling

Lezen H3.2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lezen H3.2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

welke vragen worden er gesteld?
1) Wat is het onderwerp van de tekst
2) wat is het tekstdoel van de tekst
3) meningen en argumenten herkennen
4) wat is het tekstverband
5)signaalwoorden reden, conclusie, opsomming, tijdsvolgorde, tegenstelling en voorbeeld
6) moeilijke woordenwijzer
7) Waar vind je de hoofdgedachte
8) je weet wat een betoog is

Slide 3 - Tekstslide

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor voorbeeld?
A
toch
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 4 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 5 - Quizvraag

'omdat' is een signaalwoord van een
A
redengevend verband
B
doel-middel verband
C
oorzakelijk verband
D
concluderend verband

Slide 6 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 7 - Quizvraag

OOK

is een signaalwoord voor
A
Voorbeeld
B
Opsomming
C
Chronologisch
D
Tegenstelling

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een argument?

Slide 9 - Open vraag

woorden 3.5

Slide 10 - Tekstslide

Samenstelling of afleiding?

melkchocolade
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is een afleiding?
A
Geluk
B
Hergebruiken
C
Tentamen
D
Pennendoos

Slide 12 - Quizvraag

Samenstelling of afleiding?

vergeetachtig
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf je afleidingen van aardrijkskundige namen met een hoofdletter?
A
Altijd
B
Af en toe
C
Nooit

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de afleiding van de volgende zin:
(Portugal) De............hoofdstad.

Slide 15 - Open vraag

de illusie

Slide 16 - Open vraag

ontzag inboezemen

Slide 17 - Open vraag

vooralsnog

Slide 18 - Open vraag

grammatica
- persoonsvorm
-onderwerp
-werkwoordelijk gezegde
-lijdend voorwerp
-meewerkend voorwerp

Slide 19 - Tekstslide

Lees de volgende zin:


Vermoeid gaf de hond het rubberen speeltje aan zijn baasje. 
a. Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp (mv) in deze zin te vinden?
b. Noteer het meewerkend voorwerp (mv) uit deze zin.

Slide 20 - Tekstslide

Benoem van de volgende zin pv, wg, o, lv en mv. 

 Het leven in de oceanen is de laatste tien jaar flink verminderd

Slide 21 - Tekstslide

Het leven in de oceanen/ is /de laatste tien jaar/ flink/ verminderd

pv: is
onderwerp: het leven in de oceanen
werkwoordelijk gezegde: is verminderd
geen lv
geen mw

Slide 22 - Tekstslide

Spelling H3.8

- het voltooid deelwoord
-het voltooid deelwoord van splitsbare werkwoorden

Slide 23 - Tekstslide

Wanneer je hoofdletters gebruikt

Slide 24 - Tekstslide

Noteer of het onderstreepte woord een persoonsvorm (pv) is of een voltooid deelwoord (vd).
Wat vind je belangrijker? Karakter of uiterlijk? vind

Slide 25 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord van het werkwoord dat tussen haakjes staat.
Alleen de mensen zelf kunnen aangifte doen, omdat hen schade is (toebrengen).

Slide 26 - Open vraag

Noteer de woorden die een hoofdletter krijgen.
in de volkskrant stond vandaag een mooi stukje over koningin maxima die in amsterdam op bezoek was.

Slide 27 - Open vraag

versterk jezelf
spelling voltooid deelwoord
spelling hoofdletters
grammatica zinsdelen
klaar maak je nog een keer de oefentoets screenshot via Teams

Slide 28 - Tekstslide