Textiel verzorgen

Mens en omgeving
Textiel verzorgen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Mens en omgeving
Textiel verzorgen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Startklaar 
       
       Pak je Chromebook/ laptop voor je
       Start je Chromebook/ laptop op
       Log in op www.lessonup.app 
       Stop je telefoon in je tas of in je jas
      
timer
2:30

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les weet je/kun je:

De functie van textiel;
Waar textiel van gemaakt is;
Sorteren van wasgoed;
Behandeling van wasgoed;
Opruimen van wasgoed;
Ergonomisch werken;
Milieubewust werken.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelgericht werken: 
Voor iedere leerling is duidelijk waar er aan gewerkt gaat worden. Docenten geven vanuit deze leerdoelen vorm aan
de inhoud van hun lessen. Om dit voor leerlingen behapbaar te houden wordt alleen het hoognodige aangeboden. Iedere les worden de beoogde leerdoelen kenbaar gemaakt en
worden onderwijsactiviteiten ingezet die moeten leiden tot het beoogde leerdoel. Hierbij wordt gericht ingezet op succeservaringen. Leerdoelen worden vanuit hoge positieve verwachtingen van alle leerlingen geformuleerd en zetten in op succeservaringen. 
Textiel

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Planning 
- Theorie
- praktijkopdracht 3

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Textiel
Textiel betekent ‘geweven stof’.
Het wordt gebruikt voor kleding maar ook in de aankleding van een huis, zoals gordijnen of bekleding van een bank.
Ook in het huishouden komt textiel voor, zoals een handdoek, vaatdoek of zeem.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Textiel functies
Beschermen tegen kou, warmte en vocht.
Met kleding kun je je uiterlijk aantrekkelijker maken. Je kunt mooie vormen beter uit laten komen. Met kleding kun je je ook onderscheiden van anderen (politie, cultuur).
Met huishoudtextiel kun je schoonmaken en je hebt natuurlijk ook textiel om in te slapen, zodat je lichaam warm blijft.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Materialen
De basismaterialen waar textiel van gemaakt wordt noemen we grondstoffen.
Natuurlijke grondstoffen: grondstoffen die in de natuur worden aangetroffen. Natuurlijke grondstoffen worden in twee groepen verdeeld: Plantaardig & Dierlijk.
Kunstmatige grondstoffen: grondstoffen die in de fabriek vervaardigd worden. Een ander woord voor kunstmatig is synthetisch. Kunstmatige grondstoffen worden in twee groepen verdeeld: Half synthetisch (hebben natuurlijke grondstoffen als basis) & Synthetisch


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Etiketten
In ieder kledingstuk zitten etiketten, dat is verplicht, er zijn twee soorten:
Een samenstellingsetiket: op dit etiket kun je lezen uit welke vezels of grondstoffen het textielproduct gemaakt is.
Een was/behandelingsetiket: geeft aan hoe een textielproduct tijdens het wassen, strijken, drogen en reinigen moet worden behandeld. Het behandelingsetiket is opgebouwd uit symbolen.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces
Je weet inmiddels dat je witte en bonte was uit elkaar moet houden. Ook belangrijk:
Bewaar was op een droge plaats om schimmel te voorkomen.
Bewaar was zo kort mogelijk. Hoe langer vuil op textiel zit, hoe meer het in de vezels kan trekken en hoe moeilijker het te verwijderen is.
Bewaar was op een koele plaats. Het wasgoed gaat minder snel onfris ruiken en bacteriën zullen zich minder snel vermenigvuldigen.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces - sorteren

Op het etiket van de kleding of het textielproduct staat van welk materiaal het textiel gemaakt is en lees je hoe je het moet wassen. Houd rekening met:
Kleur
Grondstof
Vuilheid
Kleurechtheid
Nieuwigheid van het wasgoed


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces


Na het sorteren van de was moet je nog denken aan:
Maak alle zakken leeg.
Rol opgestroopte mouwen af.
Vlekken verwijderen of voorbehandelen.
Keer kleding binnenstebuiten, vooral broeken, truien en shirts met opdruk.
Doe ritsen en drukknopen dicht en knoop touwtjes samen.
Kleding met haakjes, klittenband of een beugel bh kunnen beter in een speciaal waszakje.



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces - handwas


Sommige kwetsbare kledingstukken of kledingstukken die kleur af geven kun je beter met de hand wassen.
Neem een bak met lauw warm water, los het wasmiddel op in het water en dompel het kledingstuk in het sop. Houdt het wasgoed wel in beweging, anders kan het verkleuren.



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces - handwas


Sommige kwetsbare kledingstukken of kledingstukken die kleur af geven kun je beter met de hand wassen.
Neem een bak met lauw warm water, los het wasmiddel op in het water en dompel het kledingstuk in het sop. Houdt het wasgoed wel in beweging, anders kan het verkleuren.



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces 


De wasmachine
Met de knoppen van de wasmachine kun je de wasmachine aan en uit zetten, de temperatuur regelen en de centrifuge snelheid bepalen. Je kunt naast hoofdwas ook voorwas kiezen.

Wasmiddel
Je kunt wasmiddel in poedervorm, vloeibaar of in capsules kopen. De meeste wasmachines hebben een lade waarin je bakjes ziet, die zijn voor het wasmiddel.




Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces 


De wasmachine
Met de knoppen van de wasmachine kun je de wasmachine aan en uit zetten, de temperatuur regelen en de centrifuge snelheid bepalen. Je kunt naast hoofdwas ook voorwas kiezen.

Wasmiddel
Je kunt wasmiddel in poedervorm, vloeibaar of in capsules kopen. De meeste wasmachines hebben een lade waarin je bakjes ziet, die zijn voor het wasmiddel.




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces 


Wasmiddel
Er zijn verschillende soorten wasmiddel:
Lichte bonte was: bontwasmiddel.
Donker bonte was: wasmiddel voor donkere was.
Witte was: wasmiddelen voor witte was.
Wolwas en fijne was: speciaal wasmiddel voor kwetsbare was.


Wasprogramma:
Voorwas, hoofdwas, spoelen, centrifugeren.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces 


Stappen voor het wassen met de wasmachine:
Vul de wasmachine met gesorteerde kledingstukken. Doe de wasmachine niet te vol.
Kies het juiste programma
Gebruik het juiste wasmiddel. Doe dit in een wasmiddelzakje of in een wasbol.
Sluit de deur en zet de wasmachine aan.



Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces 


Drogen van wasgoed: Als de wasmachine klaar is:
Draai de knop op 0-stand.
Open de deur.
Haal het wasgoed uit de wasmachine en klop het los.
Controleer de trommel op achtergebleven wasgoed


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het wasproces 


Drogen van wasgoed:
Haal het wasgoed meteen uit de wasmachine, anders gaat het stinken of zelfs schimmelen.
Hang het textiel op aan de waslijn of een rekje, of doe het in de droogtrommel.
Controleer altijd op het etiket of het textiel in de droogtrommel mag.
Controleer de pluizenfilter in de droger en maak deze indien nodig schoon.
Gebruik het gewenste droogprogramma.



Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strijken en vouwen 


Als het textiel gewassen en gedroogd is moet het afgewerkt worden. Je kunt het vouwen of strijken; hiermee haal je de kreukels uit het textiel, het wordt glad.
Strijken zorgt er ook voor dat bacteriën gedood worden door de hitte.
Het etiket geeft aan hoe en hoe warm je het textiel moet strijken.



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Strijken en vouwen



Let bij het strijken op de volgende punten:
Stel het strijkijzer in op de juiste temperatuur.
Stel de strijkplank in op de juiste hoogte.
Het textiel moet glad op de strijkplank gelegd worden.
Beweeg het strijkijzer langzaam over de stof, zonder druk uit te oefenen.
Opdrukkingen en versieringen kunnen smelten onder het strijkijzer, strijk dus op de achterkant.
Laat na het strijken het strijkijzer eerst afkoelen voordat je het opruimt.




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het milieu



• Wees zuinig met water. Wacht tot je een volledige wasmachine kunt laten draaien. Het is zonde om voor een kleine was de wasmachine te laten draaien.
• Wees zuinig met energieverbruik. Bij het opwekken van elektriciteit treedt milieuvervuiling op. Gebruik apparaten zo efficiënt mogelijk.
• Kies bij voorkeur een wasprogramma met een lage temperatuur. Wassen op 60 graden kost meer energie dan wassen op 40 graden.
• Je kunt de was ophangen in plaats van de droger gebruiken.
• Doseer wasmiddelen goed. Bij het gebruik van een wasbol heb je de juiste dosering bij de hand.





Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Slide 24 - Tekstslide

De docent zet de leerlingen aan de slag met actieve verwerking van de lesstof. De docent zorgt voor afwisseling in de oefentypes. Leerlingen leren op deze manier verschillende leerstrategieën te gebruiken. De opdrachten en/of werkvormen sluiten aan bij de vooropgestelde leerdoelen. Wanneer leerlingen (online) opdrachten krijgen is het belangrijk dat ze goed begrijpen wat ze moeten doen, hoe ze hulp van de docent kunnen krijgen en feedback kunnen krijgen over hoe ze iets kunnen verbeteren. Daarnaast geeft de docent verlengde instructie aan de leerlingen die het leerdoel nog niet behaald hebben. Verder biedt de docent verrijking en verdieping aan de leerling die dat nodig hebben. Zo kan er gedurende de les gedifferentieerd worden.
Afsluiting

Slide 25 - Tekstslide

In de slotfase van de les controleert de docent of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende periode. De docent evalueert samen met de leerlingen de les, het proces en blikt vooruit. 
Begrippen uit deze les
  • ...
  • ...
  • ... 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BEGRIPPEN VAN DEZE LES
...
...
...
...
...

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Exit ticket (formatief evalueren)

Zie voorbeelden in de map TOOLS 
van de gedeelde map.

Slide 28 - Tekstslide

Formatief evalueren: 
Het werken met leerdoelen maakt effectief feedback geven mogelijk.
Gedurende de les wordt continue geëvalueerd in hoeverre de leerlingen de leerdoelen
beheersen. Leerlingen gaan pas aan de slag met het volgende leerdoel wanneer zij
aantonen de vorige te beheersen. De docent laat op verschillende manieren weten waar
leerlingen naartoe werken (feed-up), of zij goed bezig zijn (feed-back) en wat de volgende
stap is (feedforward). Deze feedback is niet alleen gericht op een taak/product, maar vooral
ook op hoe leerlingen op een juist antwoord zijn gekomen (proces). Enkele praktische tips
om met formatief evalueren aan de slag te gaan: https://toetsrevolutie.nl/?p=2298 &
https://hetdigitalewerkvormenboek.files.wordpress.com/2020/07/het-digitale-
werkvormenboek.pdf
Klik op de spinner
Formatief evalueren

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Eerst dacht ik...,
nu denk ik...

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat vond je van de afgelopen les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer zou je jezelf geven voor aandacht tijdens deze les?
010

Slide 32 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ben je blij met het resultaat?
😒🙁😐🙂😃

Slide 33 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Welk cijfer zou je mij geven voor deze les?
010

Slide 34 - Poll

Deze slide heeft geen instructies