Woordenschat Alles Apart D hoofdstuk 5

Woordenschat Alles Apart D hoofdstuk 5
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat Alles Apart D hoofdstuk 5

Slide 1 - Tekstslide

het terrein
Op dat heuvelachtige, modderige terrein is fietsen erg zwaar. 

Hij weet alles op het terrein van roofvogels.

Slide 2 - Tekstslide

de ceremonie
Een ceremonie is een plechtige bijeenkomst, denk hierbij bijvoorbeeld aan het sluiten van een huwelijk; de trouwceremonie in het stadhuis.

Slide 3 - Tekstslide

het centrum
In het centrum van de stad zijn veel winkels. Op het plein staat een winkelcentrum van vier verdiepingen.

Slide 4 - Tekstslide

marcheren
De soldaten lopen in de pas. Ze marcheren op het plein voor de kazerne.

Slide 5 - Tekstslide

iets voorschotelen
In het circus werd ons een fantastische voorstelling voorgeschoteld.

Iemand eten voorschotelen.

Slide 6 - Tekstslide

de jongleur
De jongleur kon wel acht ballen tegelijk in de lucht houden.

Slide 7 - Tekstslide

de nok
De nok is de bovenste rand van het dak, maar ook het hoogste punt in de circustent.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
terrein
B
terein
C
terrijn
D
terijn

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord moet op de streep staan
Op die grond is al jaren niet gebouwd.
Het is een -------  terrein.
A
braakliggend
B
krakkemikkig
C
prikkelbaar

Slide 10 - Quizvraag

De leider van een plechtigheid of van een feest
A
de ceremonie
B
De ceremoniemeester
C
gedurende
D
noch

Slide 11 - Quizvraag

Een plechtige bijeenkomst om iets te voeren of te herdenken
A
de ceremonie
B
de ceremonie meetser
C
bevestigen
D
aangezien

Slide 12 - Quizvraag

In het centrum zijn .... voorzieningen.
A
Veel
B
Weinig

Slide 13 - Quizvraag

Welk woordsoort is: centrum
A
bijvoeglijk naamwoord
B
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
lidwoord

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor centrum?
A
binnenkant
B
middelpunt
C
werelddeel
D
woonplaats

Slide 15 - Quizvraag

Marcheren
A
Ik hoor /sj/
B
Ik hoor /g/

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noem je het lopen over straat met een fanfare?
A
Langlaufen
B
Marcheren
C
Polonaise
D
Paraderen

Slide 17 - Quizvraag

voorschotelen

A
Iets voor iemand neerzetten, bijvoorbeeld eten.
B
Een café waar je kunt eten en drinken.
C
Met weinig woorden, maar wel duidelijk.
D
Een verhoogd blad waarop je bijvoorbeeld eten kunt presenteren.

Slide 18 - Quizvraag

Een jongleur is iemand die...
A
door zijn jeugdige uiterlijk niet serieus genomen wordt.
B
met kunstvoorwerpen langs de deuren gaat.
C
voorwerpen de lucht ingooit en weer opvangt.
D
wilde dieren traint die in een circus optreden.

Slide 19 - Quizvraag

Een artiest hangt in de .........
_______
van de circustent
A
hoogtevrees
B
knikkende knieën
C
te gast
D
nok

Slide 20 - Quizvraag