les 13.01.2022

Herzlich Willkommen
Als het liedje afgelopen is:

- is je mobieltje in de telefoontas!
- zit je op je plekje en ben je stil!
- heb je werkboek en schrift op tafel liggen!
- ligt je tas netjes op de grond!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen
Als het liedje afgelopen is:

- is je mobieltje in de telefoontas!
- zit je op je plekje en ben je stil!
- heb je werkboek en schrift op tafel liggen!
- ligt je tas netjes op de grond!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat staat op de planning?

- opfris quiz
- modale hulpwoorden


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de stam van het werkwoord: wohnen
A
woh
B
wohnen
C
wohn
D
wohnt

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke regel pas je aan bij het vervoegen van het woord heißen?
A
Stam op -s / -ß - / -z
B
geen regel
C
basisregel (fe- esttenten)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Getallen: hoe schrijf je:
17
A
siebenzehn
B
ziebenzehn
C
siebzehn
D
ziebzehn

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je de getallen vanaf 20. Bijvoorbeeld 24?
A
zwanzigundvier
B
vierzwanzig
C
vierundzwanzig

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het lidwoord van:
Bett
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden: Kies het juiste lidwoord.

... Bruder
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraagwoorden
Wat betekent het Duitse vraagwoord 'wie' in het Nederlands?
A
wie
B
hoe
C
waar
D
wanneer

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Kies de juiste vorm van het werkwoord:
spielen + wir ...
A
spiele
B
spielst
C
spielt
D
spielen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er met werkwoorden met een stam op -d of -t?
A
de uitgang vervalt
B
na de stam volgt een extra -e
C
er gebeurt niets

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vervang het zelfstandig naamwoord.

Der Mann ist groß.
A
er
B
sie
C
es

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vul in: haben of sein?
Wir .... jetzt in der Schule.
A
haben
B
seid
C
sind
D
habt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vul in: haben of sein?
Ich ...... zwei Brüder
A
bin
B
sind
C
habe
D
habt

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Modale hulpwerkwoorden 

Slide 15 - Tekstslide

De modale hulpwerkwoorden möchten, dürfen, können en mögen heb je in Kapitel 3 en 4 al gehad. Dit is een herhaling. De werkwoorden müssen, wissen en wollen zijn nieuw en komen er nu nieuw bij. 
Lernziel

  • Aan het einde van de les kan je het modale hulpwerkwoord van ik kan, ik mag en ik vind leuk in het Duits opnoemen, doordat je de BINGO hebt gespeeld en opdrachten hebt nagekeken.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zat het ook alweer?
dürfen, können, mögen
Wat is een modaal hulpwerkwoord?
  • Met modale hulpwerkwoorden kun je aangeven of iets wenselijk of mogelijk is.
  • Let op!!!! dürfen betekent in het Duits toestemming hebben, dus niet durven.
  • Let op!!! mögen betekent houden van/leuk vinden, lusten/lekker vinden, dus niet mogen. 
  • Dit zijn Falsche Freunde

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting modale hulpwerkwoorden 
  • bij wir, ihr, sie/Sie regelmatig. Je gebruikt esttenten

  • geen uitgang bij ich, er/sie/es
  • bij können, dürfen, mögen wordt de klinker een -a
  • können ö=a        (ich kann)
  • dürfen ü=a         (ich darf)
  • mögen ö=a      (ich mag)

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
* schrijf nu de rijtjes van de modale hulpwerkwoorden netjes in je schrift
* je kunt ze vinden in je boek op blz. 12
* probeer ook het rijtje in het Nederlands erbij te zetten

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modale hulpwerkwoorden oefenen
  • draai aan het rad en probeer de vorm in het Duits op te schrijven
  • .

  • Ik geef het Nederlandse woord, dus je moet schakelen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hausaufgaben

Lernen: Wörter Lektion 1 + 2 auf Seite 44
Machen: test jezelf 4.1 online

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Was hast du heute gelernt?
Hoe zeg je: ik kan, ik mag en ik vind leuk in het Duits?

---> schrijft het op een A4 tje en houd het in de lucht!


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Auf Wiedersehen!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies