In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Verkeer
Slide 1 - Tekstslide
Algemene kennis
Hoe goed ken jij het verkeer?
Slide 2 - Tekstslide
1. Een auto behoort tot het openbaar vervoer gezien deze op de openbare weg moet rijden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quizvraag
2. Schrijf hieronder 1 onderdeel dat verplicht is aan een fiets.
Slide 4 - Open vraag
3. Vanaf welke leeftijd mag je met een bromfiets rondrijden?
A
14
B
16
C
18
D
Er is geen minimumleeftijd
Slide 5 - Quizvraag
4. Wie van deze is geen zwakke weggebruiker?
A
Voetganger
B
Fietser
C
Rolschaatser
D
Autobestuurder
Slide 6 - Quizvraag
5. Aan een school telt vaak een snelheidsbeperking van 30 km/uur.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
6. Geef een voorbeeld van ‘openbaar vervoer’.
Slide 8 - Open vraag
7. We gebruiken dit bord om aan te duiden dat je een druk bewoond gebied komt. Je rijdt nu max 50 km/u. Maar hoe noemen we dit?
A
Bewoonde wereld
B
Dorpshart
C
Bebouwde kom
D
Woonerf
Slide 9 - Quizvraag
8. Op het voetpad mag men met de fiets rijden tot een leeftijd van 19 jaar.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
9. Welke merken van auto's ken je allemaal?
Slide 11 - Open vraag
10. Welk van deze borden is geen bord voor het verkeer?
A
B
C
D
Slide 12 - Quizvraag
11. Verkeerslichten zijn lichten die het verkeer verlichten als het donker is
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
12. Je komt aan een kruispunt en daar staat een agent het verkeer te regelen. Het licht springt op groen, maar de agent zegt dat je moet stoppen. Wat doe je?
A
Het licht is groen, dus ik rijd door
B
Ik geef voorrang aan de bestuurders van rechts
C
Ik stop omdat de agent dat zegt
D
Ik zoek een verkeersbord dat zegt wat ik moet doen
Slide 14 - Quizvraag
13. Behalve de agent, welke andere zaken zijn er in het verkeer die ons regels opleggen?
Slide 15 - Open vraag
14. Voorrang geef je (bijna altijd) aan
A
Rechts
B
Links
Slide 16 - Quizvraag
15. Een fiets heeft geen richtingaanwijzer. Wat moet de fietser doen om aan te tonen dat hij/zij ergens wil inslaan?
Slide 17 - Open vraag
Einde inleidingstest
Hoeveel behaalde je? Noteer het in je cursus!
Slide 18 - Tekstslide
Verkeersborden hebben niet zomaar een kleur en een vorm. Aan de vorm én de kleur én het teken zie je wat het bord betekent. Er zijn vijf verschillende soorten verkeersborden:
Slide 19 - Tekstslide
GEVAARSBORDEN =
A
pas-op-borden
B
je mag niet-borden
C
je moet-borden
D
hier is-borden
Slide 20 - Quizvraag
VERBODSBORDEN =
A
pas-op-borden
B
Je mag niet-borden
C
Je moet-borden
D
Hier-is-borden
Slide 21 - Quizvraag
GEBODSBORDEN =
A
Je mag niet-borden
B
Hier is-borden
C
Wie gaat voor-borden
D
Je moet-borden
Slide 22 - Quizvraag
AANWIJZINGSBORDEN =
A
Hier mag je-borden
B
Wie gaat voor-borden
C
Hier is-borden
D
Je mag niet-borden
Slide 23 - Quizvraag
VOORRANGSBORDEN =
A
Hier is-borden
B
Je mag niet - borden
C
Wie gaat voor-borden
D
Je moet-borden
Slide 24 - Quizvraag
Op een bromfiets moet een _____ zijn aangebracht.
voorwiel
gele kentekenplaat
fiets
achterwiel
bel of hoorn
16 jaar
helm
passagier
Slide 25 - Sleepvraag
De verlichting van een bromfiets is hetzelfde als van een ______
voorwiel
gele kentekenplaat
fiets
achterwiel
bel of hoorn
16 jaar
helm
passagier
Slide 26 - Sleepvraag
Wil je op een bromfiets rijden, moet je tenminste ________ oud zijn.
voorwiel
gele kentekenplaat
fiets
achterwiel
bel of hoorn
16 jaar
helm
passagier
Slide 27 - Sleepvraag
Bekijk het plaatje goed!
Slide 28 - Tekstslide
Wat betekent het bord bij de ingang van de straat?