Frans b1 Week van 15-1 werkwoorden op -er en negations

We gaan eerst herhalen waar we gebleven waren voor de vakantie.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

We gaan eerst herhalen waar we gebleven waren voor de vakantie.

Slide 1 - Tekstslide

In het Frans zijn er diverse manier waarop een werkwoord vervoegd wordt.
Er zijn onregelmatige werkwoorden (avoir, être, aller, faire)
En er zijn regelmatige werkwoorden.
Bij die laatste zijn er twee groepen.
eindigend op -er   (donner etc)
eindigend op -ir
eindigend op r-re

We gaan vandaag kijken naar  werkwoorden die eindigen op -ee

Slide 2 - Tekstslide

Les verbes réguliers en -ER

Slide 3 - Tekstslide

fermer=
sluiten
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
fermons
fermez
ferme
ferment
fermes
ferme

Slide 4 - Sleepvraag

Verbes -er: elle (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 5 - Quizvraag

Verbes -er: vous (manger)
A
mange
B
mangez
C
mangent
D
manges

Slide 6 - Quizvraag

Verbes -er: nous ________ (trouver)
A
trouvons
B
trouvez
C
trouves
D
trouve

Slide 7 - Quizvraag

Verbes -er: elle ____ (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 8 - Quizvraag

Verbes -er: elle (parler)
A
parle
B
parlez
C
parlons
D
parles

Slide 9 - Quizvraag

Verbes -er
nous _____(écouter)
A
écoutent
B
écoutez
C
écoutes
D
écoutons

Slide 10 - Quizvraag

Verbes -er: nous (trouver : vinden)
A
trouvons
B
trouvez
C
trouves
D
trouve

Slide 11 - Quizvraag

donner=
geven
il,elle,on
nous
vous
ils of elles
tu
Je 
donnons
donnent
donne
donnez
donnes
donne

Slide 12 - Sleepvraag

Doe het nu zelf
Je .......(donner)

Slide 13 - Open vraag

Doe het nu zelf
Il .......(parler)

Slide 14 - Open vraag

Doe het nu zelf
Nous......(parler)

Slide 15 - Open vraag

Ik snap het nu goed
Ja, helemaal
Nee, nog niet
Ja, maar ik moet nog meer oefenen.

Slide 16 - Poll

So in uur 2
Huiswerk voor deze week was:

woorden/zinnen a, b, c op blz 90 en 92
Grammatica onderwerp: D werkwoorden op -er
maak nog eens de lessonup van vorige week. Daar staan de werkwoorden nog eens uitgelegd en kun je dat oefenen.
We gaan kijken of het huiswerk af is



Slide 17 - Tekstslide

De ontkenning
Ontkenning in het Nederlands is: Niet of geen. 
In het Frans bestaat de ontkenning uit 2 woorden:
ne of n' ........ pas
Op het stippellijntje komt het werkwoord

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeeld: iemand een appel geven.

Je donne la pomme.  Je ne donne pas la pomme.
Tu donnes la pomme.  Tu ne donnes pas la pomme
Il donne la pomme.  Il ne donne pas la pomme.
Nous donnons la pomme.  Nous ne donnons pas la pomme.
Vous donnez la pomme. Vous ne donnez pas la pomme.
Ils donnent la pomme. Ils ne donnent pas la pomme.

Maar:
Il a une pomme       Il n'a pas une pomme .
Bij twee klinkers valt de klinker in ne weg.


Slide 19 - Tekstslide

donner=
geven
Il donne
Nous donnons.
Vous donnez.
Ils donnent.
tu donnes.
Je donne.
Nous ne donnons pas
Vous ne donnez pas
Je ne donne pas
Ils ne donnent pas.
Tu ne donnes pas
Il ne donne pas.

Slide 20 - Sleepvraag

negations
Il a un chien.
nous avons un chien
Vous avez raison
Ils ont raison
tu as raison
je donne
nous n'avons pas un chien.
Ils n'ont pas raison
je ne donne pas
Vous n'avez pas raison
tu n'as pas raison
Il n'a pas un chien

Slide 21 - Sleepvraag

Quelle est la négation de la phrase :
C'est correct
A
Ce n'est pas correct
B
Ce ne est pas correct
C
C'est ne pas correct

Slide 22 - Quizvraag

Quelle est la négation de la phrase :

"Je suis triste"
A
Je ne suis pas triste
B
Je ne pas suis triste
C
Je suis ne pas triste

Slide 23 - Quizvraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Il a une voiture.

Slide 24 - Open vraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Elle a un chien.

Slide 25 - Open vraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Tu as un chien.

Slide 26 - Open vraag

Maak ontkennende hele zinnen.
Vous avez un chien.

Slide 27 - Open vraag

réponds avec la négation: Tu achètes deux ananas?

Slide 28 - Open vraag

réponds avec la négation: Tu achètes deux ananas?
timer
0:40

Slide 29 - Open vraag

6. Négation: Il y a cent oiseaux. (100 vogels)

Slide 30 - Open vraag

la négation / aimons/ ne (n')/ pas /
nous

Slide 31 - Open vraag

Faites les négations:
Tu manges à la cantine?

Slide 32 - Open vraag

Quelle est la négation de la phrase :
C'est possible

Slide 33 - Open vraag

Quelle est la négation de la phrase :
Je sais
timer
0:30

Slide 34 - Open vraag

Mets à la négation:
Michel travaille toujours.
timer
1:00

Slide 35 - Open vraag

Mets à la négation:
Elle comprend tout
timer
1:00

Slide 36 - Open vraag

Donnes un exemple du
négation(ontkenning) en néerlandais....

Slide 37 - Open vraag

Quelle est la négation de la phrase :
Je sais

Slide 38 - Open vraag

Quelle est la négation de la phrase :
Je suis content

Slide 39 - Open vraag


Verbes -er & négation
Jullie praten niet.

Slide 40 - Open vraag


Chapter 2: herhalen wat er op herhalen staat
Classroom: ontkenningen maken
E Regarder afmaken
F Lire
G: Phrases-clés et parler
Lessonup compleet maken.






Slide 41 - Tekstslide