B1: 5,2 Werken in de stad

Welkom in de geschiedenisles!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom in de geschiedenisles!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
-Lesdoelen
-Herhaling 
-Werken in de stad
-Opdrachten
-Afsluiting  

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:

  • Uitleggen waarvan mensen in de stad leefden.

  • Uitleggen hoe je een meester van een gilde kon worden.

  • Uitleggen welke voordelen het samenwerken in de Hanze met zich meebracht.

Slide 3 - Tekstslide

PTO4
Hoofdstuk 5 - de stad in de middeleeuwen


Hoofdstuk 6 - een nieuwe tijd

Slide 4 - Tekstslide

Tijd van Steden en Staten (1000-1500)
In het wit zie je een stadspoort. Ging je in de Middeleeuwen een stad binnen, dan moest je door de stadspoort. In veel steden werd een hoge en prachtig versierde kerk gebouwd. Op de achtergrond zie je de binnenkant van zo’n kerk.

Slide 5 - Tekstslide

Tijd van Grieken en Romeinen
(500 v. Chr. - 500 n. Chr.)
Tijd van Monniken en Ridders
(500-1000)
(Vroege Middeleeuwen)
Tijd van Steden en Staten
(1000-1500)
(Late Middeleeuwen)
1492: Columbus 'ontdekt' Amerika
(Einde van de Middeleeuwen)
⚓️
476: Val van het West-Romeinse Rijk
(Begin van de Middeleeuwen)
🔥
Tijd van Ontdekkers en Hervormers
(1500-1600)
Tijd van Regenten en Vorsten
(1600-1700)
Tijd van Pruiken en Revoluties
(1700-1800)
1000: Vanaf het jaar duizend ontstaan er grotere steden in Europa, dit gebeurt langs handelsknooppunten!

Slide 6 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met de Middeleeuwen?
  • De tijd na het Romeinse Rijk (Oudheid) en vóór de Nieuwe Tijd.

  • Het ligt in het midden van die twee perioden: tussenperiode

  • Ongeveer tussen 500 en 1500

  • Vroege Middeleeuwen: 500-1000
  • Late Middeleeuwen: 1000-1500

Slide 7 - Tekstslide

Late Middeleeuwen
  • Tijd van Steden en Staten (1000-1500)

  • Het is 'veiliger' en 'rustiger' / blijft voedsel over -->
  • Er komt meer handel -->
  • Bevolking groeit -->
  • Er ontstaan steden -->
  • Macht van de steden neemt toe -->
  • De adel krijgt (soms) minder macht
Dit is een plattegrond van Zwolle in de Middeleeuwen

Slide 8 - Tekstslide


Verbeteringen in de landbouw
Rond het jaar 1000


  • Drieslagstelsel
  • IJzeren ploeg
  • Halsjuk

Slide 9 - Tekstslide

Waar ontstaan nieuwe steden vooral?
A
Op plekken waar veel klei is, dit is nodig om huizen te bouwen
B
In de buurt van watervallen
C
In grote weiden, daar is immers genoeg ruimte
D
Bij kruispunten en rivieren

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide


Werken in een gilde
  • Omdat de oogst groter wordt, hoeft niet iedereen meer boer te zijn: er ontstaan andere beroepen: ambachten
  • Mensen met hetzelfde ambacht zitten in een gilde.
  • Het gilde controleerde of de spullen van goede kwaliteit waren en voor hoeveel deze verkocht mochten worden. 
  • Bij ziekte en overlijden kreeg het gezin hulp van het gilde.
De meeste gilden hadden een prachtig gildehuis. Hier werden, behalve vergaderingen, ook feesten gehouden. Heel het leven draaide om het gilde.
Voorbeelden van ambachten in een middeleeuwse stad:
- smid
- bakker
- timmerman
- meubelmaker
- brouwer
- kleermaker

Slide 12 - Tekstslide

Van leerling 
tot meester
  • Je mag alleen een eigen bedrijf hebben, als je lid van een gilde bent.

  • Hiervoor moet je eerst meester worden:
  1. Je begon al erg jong als leerling;
  2. Daarna werd je gezel;
  3. En pas als je meesterproef had gedaan kon je meester worden. Je was dan vaak al ver boven de 30 jaar!
Middeleeuwse ambachtslieden aan het werk.

Slide 13 - Tekstslide







Een voorbeeld van een meesterproef.

Om meester te worden moest een poort worden gemetseld.

Slide 14 - Tekstslide

Noem een aantal voorbeelden van gilden.

Slide 15 - Open vraag

Wanneer mag iemand zelf een bedrijfje starten in een stad?
A
Als diegene van adel is.
B
Als deze lid is van de gilde in de stad.
C
Alleen de burgermeester mag een bedrijf beginnen.
D
Als er genoeg handel is in de stad.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide


De Hanze




  • Een groep steden in Europa werkte samen om meer handel te krijgen. 
  • Ze noemden hun vereniging de Hanze.
Dit is een plattegrond van Deventer, een van de Hanze-steden.

Slide 18 - Tekstslide

Kaart waarop alle Hanze-steden te zien zijn. De steden van de Hanze lagen vooral in Duitsland. Hier in Nederland waren onder andere de IJsselsteden Kampen en Deventer lid van de Hanze. 

Handelaren van Hanzesteden hadden allerlei voordeeltjes als ze handelden in elkaars steden. Ze betaalden bijvoorbeeld minder tol en belasting. 

Slide 19 - Tekstslide

Welke voordelen had het samenwerken in de Hanze?
A

Slide 20 - Quizvraag

Video
Canonclips: De Hanze

Slide 21 - Tekstslide

1

Slide 22 - Video

00:21-00:26

Slide 23 - Tekstslide

Opdrachten
Paragraaf 5,2 - Werken in de stad
Opdrachten: 1, 2, 4, 6, 9, 10
Blz. 114 t/m 117



timer
10:00

Slide 24 - Tekstslide

Gildenopdracht 
  • In individueel
  • op een A4
  • Online kun je de opdracht vinden in het geschiedenis uur, magister

  • Wat moet je doen? (lees de opdracht goed door!)
  1. Naam van je gilde
  2. Logo van je gilde
  3. Regels van je gilde
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

Nabespreken
Aan het eind van deze les:

  • Uitleggen waarvan mensen in de stad leefden.

  • Uitleggen hoe je een meester van een gilde kon worden.

  • Uitleggen welke voordelen het samenwerken in de Hanze met zich meebracht.



Slide 26 - Tekstslide

Fijne dag!

Slide 27 - Tekstslide


Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 28 - Quizvraag


Het gilde controleert de kwaliteit en de prijs van de producten die de gildeleden maken.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag


Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quizvraag


Een boer is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag


Een timmerman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag


Een marktkoopman is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag


Een zilversmid is een ambachtsman
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Als je goed genoeg was, moest je de ????
afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 35 - Quizvraag