10-2 Nederlands Strux H 18 Herhaling

H18 Herhaling
In dit hoofdstuk wordt alles herhaald, 
daarna volgt de eindtoets van Taalverzorging 1F spelling.
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H18 Herhaling
In dit hoofdstuk wordt alles herhaald, 
daarna volgt de eindtoets van Taalverzorging 1F spelling.

Slide 1 - Tekstslide

In de zin zit een m-k-m woord met een korte klank.
Zoek die op en typ die in
Zin: Hij doet erg gek. Het m-k-m woord is:.....

Slide 2 - Open vraag

Welke korte klank moet hier ingevuld worden?
Er zit een g . t in de grond.
A
e
B
o
C
u
D
a

Slide 3 - Quizvraag

Typ een m-k-m woord in met een lange klank.

Slide 4 - Open vraag

Vul de goede lange klank in:
Ik heb je v . . l te vertellen.
A
aa
B
ee
C
oo
D
uu

Slide 5 - Quizvraag

Vul de goede tweetekenklank in.
Wil je de d .. r even openen?

Slide 6 - Open vraag

Typ het meervoud van:
raam

Slide 7 - Open vraag

Typ het enkelvoud van:
benen

Slide 8 - Open vraag

Typ het woord uit de zin met de tweetekenklank.

Ik liep tegen de lamp.

Slide 9 - Open vraag

Welk woord is een mkmm woord?
A
stuk
B
kust
C
pret
D
stof

Slide 10 - Quizvraag

Typ het mmkm-woord in uit de volgende zin:

Ik ben soms gek op drop.

Slide 11 - Open vraag

Typ het enkelvoud van:
wij geloven - ik

Slide 12 - Open vraag

Vul het goede woord in:
braaf: Het .......kind heet Piet.

Slide 13 - Open vraag

Schrijf de ik-vorm op van:
verliezen: ik ..........

Slide 14 - Open vraag

Schrijf het hele werkwoord op van:
ik wijs: wij .............

Slide 15 - Open vraag

Het meervoud van glas is:......
A
glasen
B
glassen
C
glaazen
D
glazen

Slide 16 - Quizvraag

In welk woord zit een stomme "e"?

Het patiëntje is weer beter.

Slide 17 - Open vraag

Zet in het meervoud:
1 framboos: 8.........................

Slide 18 - Open vraag

Vul een woord in met aan het einde een: -ee

De peuter werd ......... jaar.

Slide 19 - Open vraag

Typ een woord met sch- aan het begin.

Slide 20 - Open vraag

Typ een woord met schr- aan het begin.

Slide 21 - Open vraag

Vul een woord in met -sch aan het einde:

Je zelfgebakken taart smaakt fan........

Slide 22 - Open vraag

Vul het goede woord in met -cht aan het einde:

Om 24.00 uur begint de .........

Slide 23 - Open vraag

Typ een woord met -nk aan het einde.

Slide 24 - Open vraag

Verdeel in lettergrepen:
zinken

Slide 25 - Open vraag

Vul het goede woord in met -ng aan het einde.

Het boze kind steekt zijn ..... uit.

Slide 26 - Open vraag

Verdeel in lettergrepen:
jongen

Slide 27 - Open vraag

Vul een woord in met: -aai, ooi of oei

Ik ..... elk jaar 8 centimeter.
A
mooi
B
bloei
C
groei
D
maai

Slide 28 - Quizvraag

Typ een woord dat rijmt op:
maai: ........

Slide 29 - Open vraag

Verdeel in lettergrepen:
vlooien

Slide 30 - Open vraag

Typ een woord dat eindigt op:
-oei

Slide 31 - Open vraag

Typ het meervoud van:
meeuw

Slide 32 - Open vraag

Verdeel in lettergrepen:
sneeuwen.

Slide 33 - Open vraag

Vul in: Een woord met een -a, -o of -u aan het einde.

Ik schrijf het huiswerk in mijn ...........

Slide 34 - Open vraag

Wat is het goede verkleinwoord van:
auto
A
autotje
B
autootje
C
auto'tje
D
autoo'tje

Slide 35 - Quizvraag

De laatste vraag:
Wat is het meervoud van: pinda?

Slide 36 - Open vraag