Chapter 3 grammar 2HV


Adjectives & Adverbs
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les


Adjectives & Adverbs

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Adjectives and adverbs
She skates ....
A
fastly
B
fast

Slide 6 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
The garden is .....
A
beautifully
B
beautiful

Slide 7 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
It tastes ....
A
good
B
well

Slide 8 - Quizvraag

Adjectives and adverbs
She dances ......
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 9 - Quizvraag

Adjective or adverb?
Thanks, dinner tasted ____(wonderful).

Slide 10 - Open vraag

Adjective or adverb?
My mom is a__________ driver. (careful)

Slide 11 - Open vraag

Adjective or adverb?
You can__________ open this tin. (easy)

Slide 12 - Open vraag

Adjective or adverb?
My mom drives__________ . (careful)

Slide 13 - Open vraag

Adjective or Adverb?
"He ... accepted the offer." (happy)

Slide 14 - Open vraag

Past simple + Present perfect
Lesson goal: At the end of this lesson you know how the past simple and present perfect are formed.
Also, you learn when to use a past simple and when to use a present perfect in a sentence.  

Slide 15 - Tekstslide

Past simple in affirmative sentences
Look at the following sentences. Do you recognize the past simple?
- I was in London last year. (be)
- We saw this film last night. (see)
- They bought the same dress yesterday. (buy)
- I worked really hard last year (work)

Slide 16 - Tekstslide

Wat zet je achter een regelmatig werkwoord om er een past simple van te maken?

Slide 17 - Open vraag

Bij de onregelmatige werkwoorden is het ……………..rijtje de past simple.

Slide 18 - Open vraag

Past simple (questions)
Look at the following sentences. Can you recognize the past simple?
- Was I in London last year? (be)
- Did we see this film last night ?(see)
- Did they buy the same dress yesterday? (buy)
- Did I work hard last year? (work)

Slide 19 - Tekstslide

Hoe maak je een vraagzin in de past simple?

Slide 20 - Open vraag

Past simple (negations)
Look at the following negations. 
- I wasn't in London last year. (be)
- We didn't see this film last night. (see)
- They didn't buy the same dress yesterday. (buy)
- I didn't work hard last year (work)

Slide 21 - Tekstslide

Hoe maak je een ontkenning met de past simple?

Slide 22 - Open vraag

Samenvattend

Bij bevestigende zinnen krijgt de stam -ed of verandert in
          de 2de vorm omdat het een onregelmatig werkwoord is.
Bij ontkennende zinnen komt "didn't" erbij en de stam blijft hetzelfde
Bij vragende zinnen begin je met "did" en de stam blijft hetzelfde
Met het werkwoord "to be" hoef je de bovenste regels niet te volgen en
          alleen "was/were/wasn't/weren't" te gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

When do you use a past simple?
Je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
Vaak staat er een tijdsbepalingg in de zin zoals yesterday, last year, in 1980, when I was a child etc.
Examples:
• It happened in 1870.
• He saw her last week
• We first met a year ago.





Slide 24 - Tekstslide

Present perfect in affirmative sentences

- My father has lived in Rome for two years. (live)
- I have been in New York for a week. (be)
- They have known each other since 2013. (know)

Slide 25 - Tekstslide

Hoe maak je een present perfect (regelmatige werkwoorden)?

Slide 26 - Open vraag

Hoe maak je een present perfect (onregelmatige werkwoorden)?

Slide 27 - Open vraag

Present perfect (negations)


- My father has not (hasn't) lived in Rome for two years. (live)
- I have  not (haven't) been in New York for a week. (be)
- They have not (haven't) known each other since 2013. (know)

Slide 28 - Tekstslide

Present perfect (questions)


- Has my father lived in Rome for two years? (live)
- Have  been in New York for a week? (be)
- Have they known each other since 2013? (know)

Slide 29 - Tekstslide

Hopelijk viel je het volgende op...

  • Er komt have (I, you, we, they) of has (he,she, it) in voor.
  • De  stam krijgt  -ed of verandert in
              de 3de vorm
  • Bij ontkennende zinnen komt not  achter has/have
  • Bij vraagzinnen komt has/have vooraan in de zin. 
     
              
          

Slide 30 - Tekstslide

When do you use a present perfect? 
- Je gebruikt de present perfect om te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is.
I have lived in Groningen since 1998
- Om te praten over ervaringen en over gebeurtenissen waarvan je nu het resultaat merkt.
I can't find my keys. I have lost them. 
Look! She has broken her leg.
So far, I haven’t heard from him.
I have never been to London.

Slide 31 - Tekstslide

Signaalwoorden present perfect
Belangrijke signaalwoorden om uit je hoofd te leren;
- since, for, just, ever, never, yet, already, so far, up till know, (for)how long, lately?
• How long have you been here?
• Have you read any good books lately?
• He has never had a date with her.
• So far, I haven’t heard from him.


Slide 32 - Tekstslide