V3 - Leesvaardigheid H1 t/m 6

V3
leesvaardigheid H1 t/m 6


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

V3
leesvaardigheid H1 t/m 6


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt er bedoeld met mediawijsheid?

A
De media op een handige manier inzetten om nieuws en informatie te verzamelen.
B
De vaardigheden die nodig zijn om kritisch en veilig om te gaan met informatie op het web.
C
Het toevoegen en delen van informatie op het internet.
D
De verandering van onze manier van het verzamelen van nieuws en informatie door de komst van het internet .

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Google maakt gebruik van ___________ om informatie te ordenen, zodat jouw zoekopdracht het gewenste resultaat oplevert.

A
gigabytes
B
robots
C
algoritmes
D
profielen

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rijtjes zijn juist?
Bij het controleren van de betrouwbaarheid van bronnen let je op:
A
Datum van publicatie, de vindplaats van de bron en waar de bron over gaat.
B
Het belang van de maker van de bron, hoe hij aan informatie is gekomen en de datum van publicatie.
C
De vindplaats van de bron, hoe de maker aan de informatie is gekomen en het belang van de maker.
D
Hoe de maker aan de informatie is gekomen, de datum van publicatie en de titel van het werk.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke informatiebronnen vind jij meer en minder betrouwbaar?
Betrouwbaar
Minder betrouwbaar

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Is deze tekst betrouwbaar? Onderbouw je antwoord met twee argumenten.

Slide 6 - Open vraag

Ja, deze tekst is betrouwbaar.
1. Er staan feiten in die te controleren zijn.
2. De Hersenstichting is een stichting die zich bezighoudt met onderzoek naar de hersenen.
3. Er is geen sprake van een persoonlijk of religieus belang. 


Wanneer is een auteur betrouwbaar?
A
Als hij deskundig en onpartijdig is.
B
Als hij een bepaald belang heeft.
C
Als hij zijn mening geeft.
D
Als hij bronnen gebruikt.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Is deze auteur betrouwbaar?
A
Nee, want zij is een BN-er.
B
Ja, want zij is ervaringsdeskundige/ ooggetuige.
C
Nee, want ze heeft een commercieel of politiek belang.
D
Ja, want ze is ervoor opgeleid.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is een feit?
A
De bron van de tekst.
B
De reden waarom je iets vindt.
C
Iets waarover je kunt discussiëren.
D
Een uitspraak die je kunt controleren.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Geef een voorbeeld van een mening.

Slide 10 - Open vraag

Iets wat iemand ergens van vindt. 
Je kunt erover discussiëren.

Welke uitspraken over argumenten zijn JUIST ?

A
Je gebruikt ze om je mening te ondersteunen.
B
Ze beginnen vaak met maar, hoewel en toch.
C
Ze beginnen vaak met omdat, want of daarom.
D
Je kunt ze baseren op feiten of op gevoel.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

1

2

3

4

De voorstellingen van Jochem Myjer zijn populair.
Laten we snel tickets kopen.
Het is beter als scholen pas om 10.00u beginnen.
Het brein van jongeren is dan pas echt wakker.
Het maken van huiswerk moet afgeschaft worden.
Veel leerlingen ervaren stress.
De leeftijd voor het drinken van alcohol moet verhoogd worden naar 21 jaar.
Alcohol drinken leidt tot schade aan hersenen die nog in ontwilkeling zijn.

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatiestructuren

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudig
De eenvoudigste vorm van argumentatie. Een standpunt dat onderbouwd wordt door één argument.

Let op: blijf nagaan wat het standpunt is en wat het argument.
Je moet een planning maken voor de toetsweek.
Op die manier verspreid je de werkdruk beter.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudig
De losse argumenten hebben niets met elkaar te maken. Het is een opsomming van argumenten om het standpunt te onderbouwen.
Het lezen van boeken is ontzettend belangrijk.
Het geeft je de kans avonturen te beleven die je anders nooit zou meemaken.
Door literatuur krijg je meer inlevingsver-mogen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nevenschikkend

Twee of meer argumenten hebben elkaar nodig om het standpunt te onderbouwen. Los van elkaar zijn het geen geldige argumenten.
Het festival Welcome to the Village was vorige maand niet leuk.
De zon scheen vaak, maar er was helemaal geen schaduwplek.
Ik verbrand heel snel.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkend
Je geeft niet alleen een argument, maar je geeft ook nog een uitleg of toelichting waarom dat argument klopt.
Het is belangrijk om huiswerk te maken.
Alleen door te oefenen zet je de stap van kennen naar kunnen.
Je brein heeft training nodig om de leerstof te begrijpen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Combinatie
Ik kijk erg uit naar de vakantie.
Ik wil graag uitslapen.
Ik heb dan meer tijd voor mijn hobby's.
Ik ben erg moe.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling basisschema's
Enkelvoudige argumentatie
Meervoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Meervoudige en onderschikkende argumentatie

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumentatiestructuur herken je?
Het wordt geen goede middag om te sporten, want het waait te hard. We kunnen dus niet gaan badmintonnen.
A
onderschikkend
B
meervoudig
C
nevenschikkend
D
enkelvoudig

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke argumentatie-structuur is hier sprake?
A
meervoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
meervoudig en onderschikkend

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke argumentatiestructuur herken je?
Paula is de juiste persoon voor deze baan. Ze heeft namelijk ruime ervaring in de branche, want ze heeft al twee jaar ervaring bij een Libris boekhandel.
A
enkelvoudig
B
onderschikkend
C
meervoudig
D
nevenschikkend

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geldigheid

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Alle mensen zijn sterfelijk. (p)
Meneer Van Aert is een mens. (p)
Hij is sterfelijk. (q)
A
logisch geldig
B
logisch ongeldig

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Als de schuur op slot zit, dan ben ik niet thuis.
Ik ben niet thuis, dus de schuur is op slot.
A
logisch geldig
B
logisch ongeldig

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Ik lust geen snoep, want ik ben allergisch voor suiker.
A
inhoudelijk geldig
B
inhoudelijk ongeldig

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het lezen van boeken, kranten en tijdschriften is leerzaam, want je steekt er veel van op.
A
inhoudelijk geldig
B
inhoudelijk ongeldig
C
cirkelredenering
D
te snelle conclusie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Als er brand is, gaat het brandalarm.
Het brandalarm gaat, dus er is brand.
A
logisch geldig
B
logisch ongeldig

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het houden van huisdieren moet afgeschaft worden, want bijna de helft ervan wordt mishandeld.
A
inhoudelijk juist
B
inhoudelijk onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdzaken
Bijzaken
Er zijn giftige spinnen ontdekt op de 'Dean Academy'.
De Britse school 'Dean Academy' is gesloten.
De valse weduwe houdt van warme, donkere plekken.
De valse weduwe is de giftigste spin die in Groot- Brittannië rondloopt.
De ‘Dean Academy’ heeft geen herfstvakantie of ijsvrij.
Leerlingen die denken dat ze gebeten zijn, kunnen zich het  beste bij de huisarts melden.

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik beheers de in deze LessonUp gevraagde theorie goed.
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Poll

Deze slide heeft geen instructies