Oefenen begrijpend lezen

Oefenen begrijpend lezen

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefenen begrijpend lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lees de tekst

Slide 2 - Tekstslide


Wat voor soort tekst is dit?
A
nieuwsbericht
B
stripverhaal
C
reclametekst
D
recept

Slide 3 - Quizvraag


Wat is de bron van de tekst?

Slide 4 - Open vraag


Voor wie is deze tekst geschreven?
A
jongeren
B
volwassenen

Slide 5 - Quizvraag


Wat is het doel van deze tekst?
A
mening geven
B
informeren
C
instrueren
D
amuseren

Slide 6 - Quizvraag


Wat betekent het woord 'etiquette'?
A
plaksticker
B
regels over wat beleefd is en wat niet
C
naam van de radioshow

Slide 7 - Quizvraag

Lees de tekst oriënterend

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de bron van de tekst?

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 10 - Open vraag


Voor welk publiek is deze tekst geschikt?
A
Voor jongeren van 10-12 jaar
B
Voor jongeren van 14-16 jaar
C
Voor volwassen
D
Voor mensen die van surfen houden

Slide 11 - Quizvraag


Hoe wordt de lezer aangesproken?
A
Met 'je'
B
Met 'u'

Slide 12 - Quizvraag

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gezond eten
B
gezonde kantine
C
overgewicht bij jongeren
D
pauze op de middelbare school

Slide 14 - Quizvraag

Op welke manier wordt de tekst ingeleid?
A
In de inleiding staat een samenvatting van de tekst
B
In de inleiding vertelt de schrijver een persoonlijke ervaring
C
In de inleiding wordt een belangrijk persoon voorgesteld

Slide 15 - Quizvraag

In welke alinea lees je de mening van de overheid en het voedingscentrum?

Slide 16 - Open vraag

In welke alinea('s) lees je de mening van de schrijver?

Slide 17 - Open vraag

Aan welk signaalwoord herken je de mening van de overheid en het voedingscentrum?

Slide 18 - Open vraag

Welke drie argumenten geven de overheid en het voedingscentrum voor hun mening?

Slide 19 - Open vraag

Wat staan er in tekst 4?
A
Vooral feiten
B
Vooral meningen
C
Zowel feiten als meningen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het doel van de tekst?
A
Adviseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Tot handelen aanzetten

Slide 21 - Quizvraag

Wat betekent
gezondigd
in alinea 1?
A
behoorlijk
B
iets gegeten wat niet goed voor me was
C
gevoel
D
slecht geluisterd

Slide 22 - Quizvraag

Lees (en beluister) de tekst

Slide 23 - Tekstslide

Wat is de kernzin van alinea 1?
tekst: Nederlanders kampioen eieren gooien.
A
De opbrengst van het evenement gaat naar een goed doel.
B
Afgelopen weekend werden voor de zevende keer de internationale Ei-kampioenschappen gehouden?
C
De bijzondere kampioenschappen vinden jaarlijks plaats in Groot - Brittannië.
D
Internationale Ei-kampioenschappen.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de kernzin van alinea 2?
A
Het Nederlandse team werd kampioen.
B
Een onderdeel van de kampioenschappen is het overgooien van rauwe eieren.
C
Nederlanders kampioen eieren gooien.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
De jaarlijkse Ei-kampioenschappen zijn het afgelopen weekend in Groot - Brittannië gehouden.
B
Het Britse team heeft een prijs gewonnen voor het onderdeel Russische Ei-Roulette.
C
Het Nederlandse team heeft een prijs gewonnen voor het overgooien van eieren.

Slide 26 - Quizvraag

Lees (en beluister) de tekst.

Slide 27 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste doel van de eerste alinea?
A
Belangrijke personen voorstellen.
B
De aandacht trekken met een bijzonder verhaaltje.
C
Een uitleg over de opbouw van de tekst geven.
D
Het onderwerp van de tekst aankondigen.

Slide 28 - Quizvraag

Welke zin van alinea 1 maakt de lezer nieuwsgierig om verder te lezen?
A
De eerste zin
B
De laatste zin

Slide 29 - Quizvraag

Welk tussenkopje geeft het best de inhoud van alinea 2 weer?
A
Alan Turing
B
Apparaten bouwen
C
Eerste puzzel
D
Puzzels oplossen.

Slide 30 - Quizvraag

Wat is de kernzin van alinea 3?
A
Eerste zin.
B
Laatste zin.

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de kernzin van alinea 5?
A
De eerste zin
B
De laatste zin.

Slide 32 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste doel van de schrijven met deze tekst?
A
Amuseren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Tot handelen aansporen.

Slide 33 - Quizvraag

Welke zin geeft het best de hoofdgedachte van de tekst weer?
A
Alan Turing heeft door de uitvinding van de computertaal en het kraken van de Duitse geheime code grote invloed gehad op de wereldgeschiedenis.
B
Die eigenschappen samen, puzzels oplossen en apparaten bouwen, zouden Turing later wereldberoemd maken: als de vader van de computer.
C
Op 23 juni is het precies een eeuw geleden dat Alan Turing werd geboren.
D
Tijdens de Tweede Wereldoorlog deed hij iets anders wat voor de wereld ontzettend belangrijk was: de geheime code kraken van de Duitse vijand.

Slide 34 - Quizvraag

Welk woord past in de zin?
De .... van de Volkskrant heeft een belangrijke prijs gekregen voor een artikel.
A
discriminatie
B
verslaggever
C
extreme
D
grimmig

Slide 35 - Quizvraag

Einde

Slide 36 - Tekstslide