marketing, vraag en aanbod, inkoopprijs plus brutowinstopslag = verkoopprijs

Welkom iedereen 
Zakaria en Enes
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom iedereen 
Zakaria en Enes

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen van vandaag
Leerdoelen van vandaag
Herhaling van de volgende begrippen en onderdelen:
-Marketing
- vraag en aanbod
- Inkoopprijs
-Brutowinstopslag

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de inkoopprijs?
A
De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt
B
De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
C
De prijs die we betalen om goederen te exporteren
D
De prijs die je betaalt in de winkel

Slide 3 - Quizvraag

Wat staat er straks na een maand werken op je rekening, bruto of netto salaris

Slide 4 - Open vraag

De winkelende mensen
De winkels
Wie zorgen voor het aanbod?
Wie zorgen voor de vraag?

Slide 5 - Sleepvraag

29. Je koopt een trainingspak. Je verkoopprijs is € 39.60. Inkoopprijs is € 22,-. Breken je brutowinstopslag. Graag euro's en procenten

Slide 6 - Open vraag

30. De verkoopprijs van de broek was €79,20. De winkelier had de broek van €33,- bij de groot handel gekocht. Hoeveel is de brutowinst in procenten van de inkoopprijs ?
A
42 %
B
58%
C
140 %
D
240 %

Slide 7 - Quizvraag

31. In een dag verkoop je 190 ijsjes. De gemiddelde verkoopprijs per ijsje is € 1,70 per stuk. Wat is de omzet ?
A
€ 290,-
B
€ 300
C
€ 323,-
D
€322,-

Slide 8 - Quizvraag

33. Welke informatie is belangrijk om de omzet te berekenen ?
A
Alleen de afzet
B
Met de inkoopwaarde en de verkoopopbrengst.
C
Met de inkoopwaarde, de brutowinstopslag en de afzet

Slide 9 - Quizvraag

1. Geef een omschrijving van het begrip marketing

Slide 10 - Open vraag

2. Waterborg Sportartikelen is sponsor van de plaatselijke sportvereniging. Leg uit dat dit een vorm van marketing is.

Slide 11 - Open vraag

3. Met welke vorm van marketing spreek je de jongeren het best aan?

Slide 12 - Woordweb

4. Welke van de volgende markten hebben de kenmerken van een weekmarkt ?
A
Woningmarkt
B
rommelmarkt
C
Oliemarkt
D
Kerstmarkt

Slide 13 - Quizvraag

5. Het aanbod op een woningmarkt stijgt. Wat betekent dat ?
A
Er komen meer huizen in de verkoop
B
Er worden minder nieuwe woningen gebouwd
C
Meer mensen willen een huis kopen
D
Mensen blijven langer in dezelfde huis wonen

Slide 14 - Quizvraag

6. Als ik oude spullen verkoop. Zorg je dan op deze manier voor vraag of aanbod? Leg je antwoord.

Slide 15 - Open vraag

7. Hoe noem je de prijs die je als winkelier aan de groothandel betaalt voor goederen die je later wilt gaan verkopen?

Slide 16 - Open vraag

8. Waarom gebruiken mensen bruto wintopslag?

Slide 17 - Woordweb

Waarom is het geen goed idee om brutowinstopslag te verhogen?

Slide 18 - Woordweb

Voor je telefoonwinkel koop je een telefoon voor € 140,- euro. Je brutowinstopslag is 40 %. Voor hoeveel verkoop je de telefoon?
A
€ 56,-
B
€ 196
C
€ 195,-
D
€ 200

Slide 19 - Quizvraag

10. Wat hoort er op de stippels

Slide 20 - Tekstslide

....... benzine stijgt zes maanden op rij
A
afzet
B
brutowinstopslag
C
inkoopprijs
D
verkoopprijs

Slide 21 - Quizvraag

11. Ander woord voor he begrip omzet.

Slide 22 - Woordweb

Juist
Onjuist
Onjuist
Wat ik bij de winkel betaal is de verkoopprijs.
De afzet is de omzet x de verkoopprijs.
Het totale berag dat een bedrijf ontvangt met de verkoop van producten, is de verkoopprijs

Slide 23 - Sleepvraag

Leerdoelen van vandaag
Leerdoelen gehaald ?
Herhaling van de volgende begrippen en onderdelen:
-Marketing
- vraag en aanbod
- Inkoopprijs
-Brutowinstopslag

Slide 24 - Tekstslide

Bedankt

Slide 25 - Tekstslide