6v Herhaling H4 en H7.3 en 7.4 wk2-2

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Vragen over
Globalisering-wereld

Slide 2 - Tekstslide

In welke volgorde waren onderstaande landen hegemoniale staten?

Engeland
Nederland
Verenigde Staten
Portugal/Spanje

Slide 3 - Sleepvraag

Welke uitspraak past bij een expoitatiekolonie?
A
Uitbreiding van het woongebied van een moederland.
B
Levert grondstoffen aan het moederland.
C
Hierdoor kon europeanisering ontstaan.
D
De transport-mogelijkheden namen hierdoor toe.

Slide 4 - Quizvraag

Wat gebeurde na 1989?

Slide 5 - Woordweb

Welk begrip past bij het proces van macht uitbreiden en veroveren van nieuwe gebieden?
A
dekolonisatie
B
tweede wereldoorlog
C
kolonisatie
D
imperialisme

Slide 6 - Quizvraag

Sleep de ruimtelijke gevolgen van globalisering naar de juiste plaats
Nieuwe afzetmarkten
Verplaatsen van de maakindustrie
MNO's zijn steeds weer op zoek naar de goedkoopste mogelijkheden.
MNO's doen alleen wat een ander niet kan.
Slow world en fast world
Uitschuiving
Klanten in opkomende landen
Doorschuiven
Core business
Verbrokkeling

Slide 7 - Sleepvraag

Backwash en Spread
Backwash effecten: negatieve spiraal die ontstaat door globalisering, vaak in de periferie.
Spread effecten: positieve kanten van globalisering in landen in de periferie. 

Slide 8 - Tekstslide

Zoek een foto van een backwash effect van globalisering

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Hoe heet het beschreven fenomeen (de productie weer in NL laten uitvoeren), dat ontstaat nu het vervoer vanuit China moeilijker wordt?
A
Uitschuiven
B
Reshoring
C
Backwash-effect
D
Doorschuiven

Slide 11 - Quizvraag

Vragen over
Steden in NL

Slide 12 - Tekstslide

Op welke twee manieren steunt een stadsbestuur de lokale economie?
A
Dure huizen bouwen en veel belasting innen.
B
Scienceparks en winkelpanden bouwen.
C
Scienceparks bouwen en creatieven stimuleren om in de stad te blijven.
D
Creatieve stad stimuleren en urbanisatie op gang brengen.

Slide 13 - Quizvraag

Oude bedrijventerreinen worden nu vaak geherstructureerd.
Welke reden hoort er NIET bij?
A
De industrie die er zat veranderde en had nieuwe voorzieningen nodig om de handel mogelijk te houden.
B
Terreinen waren niet meer nodig omdat de industrie naar lagelonenlanden was verplaatst.
C
Er was te weinig woonruimte voor alle mensen die graag in de stad wonen.
D
De terreinen waren te klein, bedrijven vestigden zich liever aan de rand van de stad.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is waar?
Een duale arbeidsmarkt ...
A
komt vaak voor in steden.
B
geeft een verschil in type arbeid weer.
C
gaat over draagkrachtige inwoners van de stad.
D
past bij een kenniseconomie.

Slide 15 - Quizvraag

stadscentrum
arbeiderswijken
naoorlogse wijken
nieuwbouwwijken
jaren-`70-wijken
vooroorlogse wijken

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is geen woningkenmerk?
A
Type woning
B
Percentage eenpersoonshuishoudens
C
Onderhoudsniveau
D
Eigendom

Slide 17 - Quizvraag

Welke drie in de opsomming zijn bewonerskenmerken?
A
Ouderdom van de woning, gezinsfase, hoogte van het inkomen.
B
Leeftijd, woningtype, grootte van het huishouden.
C
Hoogte van het inkomen, etniciteit, staat van onderhoud
D
Gezinsfase, opleidingsniveau, grootte van het huishouden

Slide 18 - Quizvraag

Wat is gentrification?
A
Het proces waarbij verschillende mensen meer gaan samenwerken.
B
Het proces als gevolg waarvan een wijk een hoger verzorgingsniveau krijgt.
C
Het proces waarbij mensen met een hoger inkomen in een armere wijk komen wonen.
D
Een proces als gevolg waarvan uiteindelijk woningen worden gesloopt.

Slide 19 - Quizvraag

Hoe kan sociale cohesie in een buurt leiden tot een grotere sociale veiligheid?

Slide 20 - Open vraag

Groningen heeft het grootste verzorgingsgebied van Nederland, die komt door de lage bevolkingsdichtheid in het noorden van Nederland.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Het verzorgingsgebied van het OLVG in Amsterdam is groter dan dat van het ziekenhuis in Leeuwarden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

De H&M heeft een hogere drempelwaarde dan een ziekenhuis.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

De reikwijdte van een kapper is verder dan die van een supermarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Samengevat
Drempelwaarde = aantal klanten/bezoekers dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan.
Reikwijdte = maximale afstand die een klant/bezoeker wil afleggen voor een bezoek aan een voorziening.
Verzorgingsgebied = gebied van waaruit de mensen (klanten/bezoekers)  naar een voorziening komen.

Slide 25 - Tekstslide

Oefenen
Jullie krijgen nu opdrachten op papier
om met de stof uit de vragen te oefenen.
Werk alleen of in tweetallen hieraan.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide