1A- CH3

B) Leerdoelen:  CHapter 3
- Je leert woorden die te maken hebben met eten. 
- Je kan Engelse woorden in het meervoud zetten 
1 / 55
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 55 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

B) Leerdoelen:  CHapter 3
- Je leert woorden die te maken hebben met eten. 
- Je kan Engelse woorden in het meervoud zetten 

Slide 1 - Tekstslide

Exercises 
1) Starteroefening: Food items in English ( MS chat) 
2) Daonny:  Maken 1 t/m 6      (stepping stones online) 

3) Rest vd klas: Stepping stones online ( blz. 132) 
A) Eerst de uitleg > Daarna aan de slag met de opdrachten
B) Maken: 1 t/m 4, 8, 11 + 12

Slide 2 - Tekstslide

5th February
Herhaling : Word order  (wie-doet-waar- wanneer) 
Video:  British food 
Lesopdrachten 


Slide 3 - Tekstslide

Zet in de goede volgorde:
in my room- I - my homework - do

Slide 4 - Open vraag

Zet in de goede volgorde:
I - to school - go- every day

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

What food is a part of a full English breakfast?

Slide 8 - Open vraag

Maken (vanaf blz. 140)
2,3,4,5,12,15,16,17, 19, 20b +C,22
Hulpmiddel: Blz. 178

Slide 9 - Tekstslide

Weekopdrachten (vanaf 135) 
Tip: Gebruik de woordenlijst (blz. 170) als hulpmiddel om de woorden te vertalen**. 
Opdracht 8: Kies het juiste woord. Bijvoorbeeld: A red sort of fruit = strawberries
opdracht 11:  Vertaal de woorden**
Opdracht 12: zet de woorden in de juiste kolom. Bijvoorbeld: broccoli = vegetables. 
opdracht 14:  Vertaal de woorden**
opdpracht 15 . Schrijf de woorden in het Engels op. Bijvoorbeeld 1 =Cup.  Hulpmiddel theme words blz. 137 
opdracht 16a   Schrijf op wat je ziet. Bijvoorbeeld: a bottle of milk*
opdracht 16b: Je gaat een maaltijd koken. Schrijf in het Engels op wat je nodig hebt ( bijv: rice)  



Slide 10 - Tekstslide

What did you learn today?
Name a few food items in English ( MS chat) 

Slide 11 - Tekstslide

23/02/21
Einde vd les:   11 t/m 16: Antwoorden opsturen (CH3)
Doelen: 
Scannend lezen: Je kan informatie opzoeken (datum, naam, getallen e.d)  
Woordenschat Je leert woorden die te maken hebben met ontbijt 

Kahoot 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

CH3: The power of breakfast 
Maken:  18 t/m 22  online        (tip: Woordenlijst/ Blz. 170)
 
Geen computer?= WB 140 

Klaar: Slim stampen ( Vocabulary A + GS) 

 

Slide 14 - Tekstslide

What people eat for breakfast around the world 
How to order food at the market 
How to pronounce the letter 'S' 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Stone 7/Blz. 144

Slide 18 - Tekstslide

Als een woord op de letter 's' eindigt, hoe spreek je de letter s uit? 
Regel 1: Woord eindigt op: es, ies, ns, ts, gs, rs = spreek de letter  's' als /Z/ 
Bijvoorbeeld: boxes, flies, tunes, biscuits, eggs, leaders

Regel 2:  Alle andere gevallen, spreek je de letter 's' als s 



Slide 19 - Tekstslide

Inleveren: 18 t/m 22 online                   (tip: Woordenlijst/ Blz. 170)
Maken: 24b (hulpmiddel: Stone 7)  25b, 27a, 28         (Blz. 144)
Klaar:  Tell Miss shade in English via teams 
- Everything you ate & drank yesterday and this morning. 
- About your favourite & food & least favorite food & why 
Alles af: Slim Stampen> Vocabulary GS + A 

Slide 20 - Tekstslide

2nd March
Herhaling: Ik kan een woord in het meervoud zetten 
Nieuw:  Ik kan enkel/einig(e)/ een paar/ wat in het Engels zeggen

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoel:
Ik kan enkel/einig(e)/ een paar/ wat in het Engels zeggen 

Slide 23 - Tekstslide

Some en any betekenen allebei wat / een enkele / een paar
I would like some sweets               (Ik wil een paar snoepjes) 
I haven't got any idea.                      (Ik heb geen (enkel) idee.)
Would you like some tea?               (Wil je (wat) thee?)


Slide 24 - Tekstslide

Wanneer gebruik je some of any

Slide 25 - Tekstslide

Voorbeelden 
I have some apples                                          (bevestigende zin)
No, I do not/don't have any apples                  (negatieve zin)   
Do you have any banana's?                                 (vraagzin)

Slide 26 - Tekstslide

SOME/ANY

1 I need.... apples.
A
some
B
any

Slide 27 - Quizvraag

Je gebruikt .............. voor bevestigende zinnen
A
any
B
some

Slide 28 - Quizvraag

Je gebruikt ..............voor negatieve zinnen (not) of vraagzinnen
A
any
B
some

Slide 29 - Quizvraag



I've got _____ chocolate in the fridge
A
some
B
any

Slide 30 - Quizvraag

SOME / ANY

They didn't have .... ice cream at the supermarket
A
some
B
any

Slide 31 - Quizvraag

Would you like
some / any
more cookies?
A
some
B
any

Slide 32 - Quizvraag

There is _________ tea in the kitchen, but there isn’t _________ milk.
A
any, some
B
any, any
C
some, some
D
some, any

Slide 33 - Quizvraag

Vandaag    ( vanaf blz 148) 
Opdracht 31 + 32: Zet de woorden in het meervoud
Opdracht 33:  Zet some of any in de juiste kolom
opdracht 34: Maak vragen met any ( incl. meervoud)
Opdracht 35:  Schrijf zinnen met some/any  ( 3 zinnen met not) 
 

Slide 34 - Tekstslide

4th March
Vorige les over Some/any: Zijn er vragen hierover? 
****
Je gaat oefenen met 'intensief luisteren. 
 je leert verschillende woorden die dezelfde betekenis hebben 
 Je kan  ook de betekenis van een woord raden  o.b.v. de spelling ( cognaten)
! Alle opdrachten in het lesboek maken! 

 

Slide 35 - Tekstslide

Today's tasks ( from page 154)
Do exercises:  39 t/m 45   in your book 
Finished: oefenen met 'Slim stampen ( online) 

Slide 36 - Tekstslide

16th March
Doel: Je kan iets aanwijzen in het Engels

Slide 37 - Tekstslide

             Aanwijzend voornaamwoorden 
This (dit)
That (dat)
These (deze) 
Those (die)

Een aanwijzend voornaamwoord verwijst naar een zelfstandig naamwoord 

Slide 38 - Tekstslide

Er zijn twee factoren waar van afhangt of je this, that, these of those moet gebruiken. 

1. Is het object wat je wilt aanwijzen meervoud of enkelvoud?
2. Is het object wat je wilt aanwijzen ver weg of dichtbij?

Slide 39 - Tekstslide


Maken: 54,55,56, 57 ( vanaf blz. 167) 
Let op:
  • de woorden in de zin (here/over there/ behind/Look at) 
  • de spelling van het zelfstandig naamwoord   (meervoud = s/es)
 

Slide 40 - Tekstslide

18th March
Herhaling & Quiz: This/that/these/those
Herhaling: Je kan jezelf en je famile voorstellen

Slide 41 - Tekstslide


I prefer ... shoes here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 42 - Quizvraag


Do you see .....tree there in the park. It is 100 years old.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 43 - Quizvraag


Mum, ........... my best friend 'Claire'
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 44 - Quizvraag


.......... dogs across the street are not friendly.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 45 - Quizvraag

Dichtbij
Ver af
This
That
These
Those

Slide 46 - Sleepvraag

E
n
k
e
l
v
o
u
d
M
e
e
r
v
o
u
d
These
Those
This
That

Slide 47 - Sleepvraag

Doel 1: je kan iets in het Engels aanwijzen 
Af Maken: 54,55,56, 57, 58 ( vanaf blz. 167) 
Let op: het meervoud (s/es) + here/there/behind

Doel 2: Je kan jezelf en je familie voorstellen ( herhaling) 
Maken: 1a, 2a, 2B, 3a   ( vanaf blz. 180)                 
Hulpmiddel: blz. 74 t/m 77
 

Slide 48 - Tekstslide

30th March
  1. Mini grammar quiz:  Demonstrative pronouns, plurals, some & any 
  2. Reading riddle**: You can guess the name of the fruit 
  3. Stepping stones:  Group words together and spell words  ( blz. 187-188/ Hulpmiddel 170)


    **Leerlingen thuis: Ga naar its learning> V1B>actie> 20/21- Engels> What am I food

    Slide 49 - Tekstslide

    Reading riddle 
    * lees de zin goed door
    * probeer de naam van het fruit in het Engels te  raden
    * schrijf de naam van het Fruit in het Engels en Nederlands op! 

    Samen:Mevr Shade leest nu een zin voor: Schrijf het antwoord in het EN/NL in de chat op.
    Les online: De lesopdracht staat op its learning>   V1B>actie> 20/21- Engels>  What am I food

    Slide 50 - Tekstslide

    Recap: Vocabulary (pg 187-188
    7A: Write the name of the food item in English (hulpmiddel: 170)

    7B: Put the word in the correct column (bijv: Dutch = subject)

    7C: Do the word search (hulpmiddel: 122, 170)

    Slide 51 - Tekstslide

    Lesafronding via de chat 

    3 words you learnt today
    2 words  you already knew 
    1 thing you would like to learn 

    Slide 52 - Tekstslide

    6th April ( Recap HS 1 t/m 2)
    Ik kan.......... 
    mijn lesrooster in het Engels uitleggen 
    vragen in het Engels beantwoorden
    logische zinnen in het Engels maken

    Slide 53 - Tekstslide

    Today's exercises
    Exercises 4A/4B/4C ( pg 183).                    Hulpmiddel blz  74 & 122
    Exercise 5A/B/5C:  (pg 184.,                        Hulpmiddel: Blz 76 + 124 
    Exercise 6.    (pg. 185)                                      (Tip: wie, doet, wat, waar, wanneer) 

    Slide 54 - Tekstslide

    Slide 55 - Tekstslide