Wat taal zegt over je identiteit

Wat taal zegt over je identiteit
1 / 64
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 64 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat taal zegt over je identiteit

Slide 1 - Tekstslide

Wat denk je dat er met de titel van het hoofdstuk bedoeld wordt?

Slide 2 - Open vraag

Opdracht 1 - fragmenten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Welke taalvariant wordt hier gebruikt?
A
Standaardtaal
B
Tussentaal
C
Dialect

Slide 5 - Quizvraag

Fragment 1
A. Tussentaal: geen standaardtaal noch dialect
Schoon, nen anderen, da, ni, wa, ge, eel

Slide 6 - Tekstslide

Is er sprake van een informele of formele context?
A
Informele context
B
Formele context

Slide 7 - Quizvraag

Fragment 1
B. Informeel
==> best niet gebruiken bij sollicitatie, presentatie...

Slide 8 - Tekstslide

Hoe oud schat je de spreker(s)?
A
Tussen de 20 en 30 jaar
B
Tussen de 30 en 40 jaar
C
Tussen de 40 en 50 jaar
D
Tussen de 50 en 60 jaar

Slide 9 - Quizvraag

Tot welke regio behoren de sprekers?
A
Regio West-Vlaanderen
B
Regio Oost-Vlaanderen
C
Regio Brabant
D
Regio Limburg

Slide 10 - Quizvraag

Fragment 1
C. 30 à 40 jaar, regio Brabant

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Welke taalvariant wordt hier gebruikt?
A
Standaardtaal
B
Tussentaal
C
Dialect

Slide 13 - Quizvraag

Fragment 2
A. Tussentaal: geen standaardtaal noch dialect
Vanvoor, heef, das, der ipv er
! Geen dialect, want verstaanbaar voor velen ! 

Slide 14 - Tekstslide

Is er sprake van een informele of formele context?
A
Informele context
B
Formele context

Slide 15 - Quizvraag

Fragment 2
B. Informeel
==> best niet gebruiken bij sollicitatie, presentatie...

Slide 16 - Tekstslide

Hoe oud schat je de spreker(s)?
A
Tussen de 20 en 30 jaar
B
Tussen de 30 en 40 jaar
C
Tussen de 40 en 50 jaar
D
Tussen de 50 en 60 jaar

Slide 17 - Quizvraag

Tot welke regio behoren de sprekers?
A
Regio West-Vlaanderen
B
Regio Oost-Vlaanderen
C
Regio Brabant
D
Regio Limburg

Slide 18 - Quizvraag

Fragment 2
C. 50 à 60 jaar, West-VL

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Welke taalvariant wordt hier gebruikt?
A
Standaardtaal
B
Tussentaal
C
Dialect

Slide 21 - Quizvraag

Fragment 3
A. Dialect/etnolect: variëteit NL + invloed IT, ARAB, GR, TUR
=citétaal --> gastarbeiders naar mijnen LIM
Wa make, fa fa

Slide 22 - Tekstslide

Is er sprake van een informele of formele context?
A
Informele context
B
Formele context

Slide 23 - Quizvraag

Fragment 3
B. Informeel
==> best niet gebruiken bij sollicitatie, presentatie...

Slide 24 - Tekstslide

Hoe oud schat je de spreker(s)?
A
Tussen de 20 en 30 jaar
B
Tussen de 30 en 40 jaar
C
Tussen de 40 en 50 jaar
D
Tussen de 50 en 60 jaar

Slide 25 - Quizvraag

Tot welke regio behoren de sprekers?
A
Regio West-Vlaanderen
B
Regio Oost-Vlaanderen
C
Regio Brabant
D
Regio Limburg

Slide 26 - Quizvraag

Fragment 3
C. Jongeren, Limburg

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Welke taalvariant wordt hier gebruikt?
A
Standaardtaal
B
Tussentaal
C
Dialect

Slide 29 - Quizvraag

Fragment 4
A. Dialect/Hasselts: typische dialectwoorden 
ich, emmes (hemd), gie (jij), deer (deur)
A. Typische dialectklanken
Stoottonen (kort + krachtig) + sleeptonen (lang + zangerig)

Slide 30 - Tekstslide

Is er sprake van een informele of formele context?
A
Informele context
B
Formele context

Slide 31 - Quizvraag

Fragment 4
B. Informeel
==> best niet gebruiken bij sollicitatie, presentatie...

Slide 32 - Tekstslide

Hoe oud schat je de spreker(s)?
A
Tussen de 20 en 30 jaar
B
Tussen de 30 en 40 jaar
C
Tussen de 40 en 50 jaar
D
Tussen de 50 en 60 jaar

Slide 33 - Quizvraag

Tot welke regio behoren de sprekers?
A
Regio West-Vlaanderen
B
Regio Oost-Vlaanderen
C
Regio Brabant
D
Regio Limburg

Slide 34 - Quizvraag

Fragment 4
C.  Vrij jonge vrouwen uit Hasselt
--> opname = van 1963 + vrouwen van 1944/1945
Iets oudere man
--> opname = van 1963 + man van 1897

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Welke taalvariant wordt hier gebruikt?
A
Standaardtaal
B
Tussentaal
C
Dialect

Slide 37 - Quizvraag

Fragment 5
A. Dialect: typische dialectwoorden Schoten
oe eette da? 
A. typische dialectklanken Schoten
aa wordt oo (jo voor ja); oe wordt uu (bezuuken)

Slide 38 - Tekstslide

Is er sprake van een informele of formele context?
A
Informele context
B
Formele context

Slide 39 - Quizvraag

Fragment 5
B. Informeel
==> best niet gebruiken bij sollicitatie, presentatie...

Slide 40 - Tekstslide

Hoe oud schat je de spreker(s)?
A
Tussen de 30 en 40 jaar
B
Tussen de 40 en 50 jaar
C
Tussen de 50 en 60 jaar
D
Tussen de 60 en 70 jaar

Slide 41 - Quizvraag

Tot welke regio behoren de sprekers?
A
Regio West-Vlaanderen
B
Regio Oost-Vlaanderen
C
Regio Brabant
D
Regio Limburg

Slide 42 - Quizvraag

Fragment 5
C. Oudere vrouw (66 jaar)
Schoten

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link

Slide 45 - Link

Welke taalvariant wordt hier gebruikt?
A
Standaardtaal
B
Tussentaal
C
Dialect

Slide 46 - Quizvraag

Fragment 6 = BN

A. Standaardtaal
*zachte g
*geen diftongering (twee)
*z + v = stemhebbend (vier)
Fragment 7 = NN

A. Standaardtaal
*vaak harde g
*vaak wel diftongering (tweej)
*z wordt s; v wordt f  (ferboowden)
*-tie wordt -tsie (naties)

Slide 47 - Tekstslide

Is er sprake van een informele of formele context?
A
Informele context
B
Formele context

Slide 48 - Quizvraag

Fragment 6 = BN

B. Formeel
Het Journaal BE

C. Middelbare leeftijd
Regio?
Fragment 7 = NN

B. Formeel
Journaal NL

C. Jongere vrouw
Regio? 

Slide 49 - Tekstslide

Opdracht 2 en 3 - foto's 
Schrappen

Slide 50 - Tekstslide

Code switching...
...een journaalanker praat thuis niet zoals op tv;
...een leerkracht praat met collega's niet zoals met leerlingen;
...een leerling presenteert niet zoals hij tegen vrienden zou spreken;
... je praat niet tegen je vrienden zoals je tegen je grootouders spreekt.
...

Slide 51 - Tekstslide

Code switching

Slide 52 - Tekstslide

Code switching is...
...van de ene taalcode (ST, dialect, TT) naar de andere overschakelen, vaak afhankelijk van de situatie of de relatie tussen de gesprekspartners.

Slide 53 - Tekstslide

Taalvariatie
! blauwe kader ! 

Slide 54 - Tekstslide

Opdracht 4 + 5 - Wat verraadt je taal over jou?
Bookwidget
Klaar?
Maak dan de opdracht tegen donderdag (zie planner)

Slide 55 - Tekstslide

Opdracht 6 - William Labov
1. Lees klassikaal de tekst.
2. Beantwoord de vragen in deze LessonUp. 

Slide 56 - Tekstslide

Waarom verkiest Labov de alledaagse taal, de taal die je onder vrienden gebruikt?

Slide 57 - Open vraag

6A
Dit taalgebruik is volgens Labov de taal met het puurste systeem, dat niet verpest wordt door allerlei op school aangeleerde ideeën over 'correcte' taal. 

Slide 58 - Tekstslide

Leg de paradox van de observator uit.

Slide 59 - Open vraag

6B
De onderzoeker wil de taal onderzoeken die mensen gebruiken als ze niet geobserveerd worden. Labov bedenkt verschillende manieren om door die paradox heen te breken. 
Bv. Tekst taalproef - meekijksoftware ...

Slide 60 - Tekstslide

Licht toe hoe Labov de paradox van de observator probeert te omzeilen. (3)

Slide 61 - Open vraag

6C
1. Onderzoek op plaatsen die niet met taalkundig onderzoek verbonden zijn, zoals warenhuizen.
2. Doet alsof hij mensen niet goed verstaat en laat hen woorden herhalen.
3. Laat opname soms voorafgaand of na 'echte' interview lopen. Dan probeert hij mensen te laten vertellen over iets waar ze helemaal in opgaan.  Zo vergeten ze de microfoon. 

Slide 62 - Tekstslide

Sociolinguïstiek
Blauwe kader

Slide 63 - Tekstslide

Oefening - terugblik

Slide 64 - Tekstslide