1HV - Tag questions

1F - 28.01
1. Check homework: Unit 4, Lesson 1, Crossing Borders: ex. 1, 2, 3 & 4a+b.
2. Grammar: Tag Questions.
3. Read Chapter 4 Railway Children
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1F - 28.01
1. Check homework: Unit 4, Lesson 1, Crossing Borders: ex. 1, 2, 3 & 4a+b.
2. Grammar: Tag Questions.
3. Read Chapter 4 Railway Children

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tag question

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal
- I can ask for confirmation (=bevestiging) by using tag questions. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which part is the tag question?
What is used to ask for confirmation?
- He is a runner, isn't he?
- She isn't in shape, is she?

Slide 4 - Woordweb

- tag question: isn't he + is he

- vraag: waarom bij de een 'isn't he' en bij de tweede zin 'is she'?
TAG QUESTIONS
What?: Korte vraag aan het eind van de zin om bevestiging te vragen (in spreektaal).








Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS
  • Herhaal de persoonsvorm + onderwerp uit de hoofdzin.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS - met een vorm van 'to be'
  • Vorm van 'to be': am / are / is 

  • Als hoofdzin positief is, wordt de tag question negatief (persoonsvorm + n't + onderwerp)
    > You are a runner, aren't you?

  • Als hoofdzin negatief is wordt de tag question positief (persoonsvorm + onderwerp) 
    > She isn't happy, is she?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LET OP
  • Een negatieve tag question met "I" , krijgt een andere vorm (deze moet je uit je hoofd leren).

  • I'm a good basketball player, aren't I? 

  • In een positieve tag question met "I" gebruik je wel gewoon 'am I' (I'm not a good basketball player, am I)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LET OP
  • Gebruik altijd een persoonlijk vnw (I, you, we, they, he, she, it) in the tag question.

  • Laura is a great hockey player, isn't Laura she.
  • Jenny and Ella aren't at school, are Jenny and Ella they.
  • The ball isn't on the field, is the ball it

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

He isn't at home, _________?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My sister is funny, ________ ?
A
is my sister
B
isn't my sister
C
is she
D
isn't she

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm late, ________ ?
A
am I
B
amn't I
C
are I
D
aren't I

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He isn't alone at home, _______?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Your parents are from a town in the Netherlands, ______?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS - met hulpwerkwoorden
  • Hulpwerkwoorden: do, does, have, has + ander ww

  • Als de hoofdzin positief is, wordt de tag question negatief (do/does OF have/has + n't + onderwerp)
    > Jenna hasn't got a new jacket, has she?

  • Als de hoofdzin negatief is, wordt de tag question positief (do/does OF have/has + onderwerp)
    > You don't want to play, do you?

Slide 15 - Tekstslide

hulpww is dus een werkwoord dat een ander ww helpt,

- We have a hockey match this Saturday = 1 werkwoord, dus is 'have' geen hulpwerkwoord
- Jenna hasn't got a new jacket = 2 ww, namelijk has + got
You don't know each other, _________?
A
do you
B
don't you
C
does you
D
doesn't you

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

He has been to India, ________ ?
A
has he
B
hasn't he
C
have he
D
haven't he

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mike and Lisa have worked together, ________ ?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

That girl doesn't know where the school is, ___________?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

TAG QUESTIONS - geen 'to be' of hulpwerkwoord
  • Staat er geen vorm van 'to be' of hulpwerkwoord, dan gebruik je do/does in de tag question.

  • You know who he is, don't you?
  • She knows who he is, doesn't she?
  • They work there, don't they?
  • Your brother works their, doesn't he?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

They look good, ___________ ?
A
do they
B
don't they
C
does they
D
doesn't they

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dogs like meat, __________?
A
don't dogs
B
doesn't dogs
C
don't they
D
doesn't they

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Your mother cooks very often, _______?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

These kids always help clean the classroom, _______?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Have you achieved (bereikt) the learning goal (I can ask for confirmation by using tag questions). Give yourself a grade between 1-10.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework
1. ex 3, 4, 5 & 6 (Unit 4, Lesson 2: Listening)
2. Read Chapter 4 (R.C)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies