8. Pretérito perfecto: a sneak preview (Revisada) 1p

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Analiza
Describe
Demuestra
Discute
Esboza (outline)
Evalúa
Examina
Explica


Busca
Identifica
Interpreta
Organiza
Justifica
Presenta
Resume
Sintetiza
Usa


Algunos términos de instrucción

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué vamos a aprender hoy?

  • Explicar el pretérito perfecto (pasado reciente) .
  • Discutir las diferencias entre los tiempos verbales en pasado.
  • Hablar de las tiendas en español.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BIENVENIDOS A LA CLASE
¿Qué hora es?
¿Qué día es?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mira el vídeo en la siguiente diapositiva y completa los ejercicios que siguen... 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

PRETÉRITO PERFECTO:
REGULAR FORM











Note: When we translate this tense into English we translate the verb "haber" as "have" (he visitado > I have visited), however bear in mind that in Spanish the verb "haber" does not mean "to have". "Tener" means "to have". 
How do you think the participle is formed?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PRETÉRITO PERFECTO:
IRREGULAR PARTICIPLES

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PRETÉRITO PERFECTO:
USE
We use the Pretérito Perfecto when we refer to a recent past. For example:
 
Hoy he comido un bocadillo
(Today I have eaten a sandwich)

Esta mañana he hablado con mi amiga
(This morning I have talked to my friend)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pretérito Perfecto vs Pretérito Indefinido
Pretérito Perfecto: is used to talk about an action that happened in the recent past
Este fin de semana he comprado un vestido 
(This weekend I have bought a dress)


Pretérito Indefinido: is used to talk about an action that started and finished in the past and it has no relationship with the present.
El fin de semana pasado compré un vestido
(Last weekend I bought a dress)

new tense
old tense

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Escuchamos
Escucha y rellena la tabla con la información correcta:





Elige las respuestas correctas en las diapositivas siguientes....

Slide 11 - Tekstslide

Página 87, ej. 4
Elige la respuesta correcta...
A
Javier compró pan, pasteles, carne y lechuga en el centro comercial El Corte Inglés
B
Javier compró pan, pasteles, pescado y lechuga en el supermercado del Corte Inglés
C
Javier compró pan, pasteles y pechugas de pollo en un supermercado

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elige la respuesta correcta...
A
La Casa del libro es una papelería enorme
B
La Casa del Libro es una librería
C
Natalia compró un libro y tres cómics

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elige la respuesta correcta...
A
Miguel fue de compras solo
B
Miguel compró ropa con una amiga

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elige la respuesta correcta...
A
José compró un disco de Shakira que se llama Daily Record
B
José compró un CD de Shakira en una tienda de música grande
C
José compró un CD de Shakira

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Leemos
Lee el texto y contesta a las preguntas en las dispositivas siguientes:

Slide 16 - Tekstslide

Página 87, ej. 5
Who has a negative opinion about shopping?
A
Elisa
B
Pepita

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Elisa normally goes shopping...
A
only at the weekends
B
twice per week
C
three times per week

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What did Pepita buy the last time she went shopping?
A
black boots
B
very expensive sport shoes
C
cheap sport shoes
D
expensive jeans

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is Elisa going to do tomorrow?
A
She is going to go out with her friends
B
She is going to buy clothes
C
She is going to buy some CDs and a ring

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Write a question you have about today's class

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies