§1.1 t/m §1.3 Weer & klimaat op de wereld

Weer & Klimaat, §1.1 t/m §1.3.

Maak tijdens de uitleg een aantekening!
Hierna: leerdoelen.
In deze les kun je 18 punten verdienen!
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Weer & Klimaat, §1.1 t/m §1.3.

Maak tijdens de uitleg een aantekening!
Hierna: leerdoelen.
In deze les kun je 18 punten verdienen!

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind:
1. kun je de vier/ vijf weerelementen opnoemen met bijbehorende kenmerken + weet je welke rol de (korte en lange) waterkringloop hierin speelt; 

2. kun je opsommen minimaal 9 klimaatzones aanwijzen op een kaart + 
5 klimaatfactoren; 

3. begrijp je de oorzaken en gevolgen van het natuurlijke en versterkte broeikaseffect;

4. kun je benoemen welke duurzame acties jij kan verrichten om het versterkte broeikaseffect te verminderen.
Hierna: uitleg Wat is het weer?

Slide 2 - Tekstslide

Het weer
Het weer: de toestand van de atmosfeer op een bepaald moment op een bepaalde plaats. 

Het weer(bericht) uit weerelementen:
1. De temperatuur (schaal van Celsius °C), gemeten met een thermometer;
2. De neerslag in millimeters (bv regen, mist, hagel, dauw);
3. De wind  (schaal van Beaufort Bft '1 t/m 12'), windrichting druk je uit met een windroos; 
4.De luchtdruk; wordt gemeten met een barometer en wordt aangegeven in millibar;
5. De bewolkingsgraad: de hoeveelheid wolken in de lucht. 


Hierna: uitleg 3 weerelementen.

Slide 3 - Tekstslide

Weerelement 1 de Temperatuur:
Weerelement 2 de Neerslag:
Drie soorten neerslag:
1. Stuwingsneerslag: ontstaat als een wolk door een berg wordt opgestuwd, gevolg is neerslag aan loefzijde van berg, en droogte aan lijzijde / regenschaduw;
2. Stijgingsneerslag: alleen bij de evenaar, gevolg ontstaan van de Tropen;
3. Frontale neerslag:  --> in Nederland.
De temperatuur is de rode lijn in een klimaatgrafiek, 
de blauwe balkjes is de hoeveelheid neerslag.

Slide 4 - Tekstslide

Weerelement 3 en 4: de wind en de luchtdruk
Wind is stromende lucht, die ontstaat omdat op de ene plaats meer lucht is dan op de andere plaats. De luchtdruk wordt gemeten met een barometer en wordt aangegeven in millibar.
Gebieden die veel lucht hebben, noem je hogedrukgebieden en gebieden met minder lucht lagedrukgebieden. Zo ontstaat door de sterke verwarming van de zon rond de evenaar een groot lagedrukgebied. De lucht wordt hier verwarmd en stijgt op.
Wind waait van (H) hogedrukgebied (maximum) (droog, zonnig; ezelsbruggetje 'hoog is droog') naar een (L) lagedrukgebied (minimum, ook wel depressie) (bewolkt, regenachtig
De Wet van Buys Ballot vertelt dat door de draaiing van de aarde de wind aan afwijking heeft, op het noordelijk halfrond is dit een afwijking naar rechts, en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar links.
Er zijn twee soorten winden, namelijk:
1. Aanlandige wind: komt van zee. Deze wind zorgt in Nederland voor verkoeling in zomer en warmte in winter;
2. Aflandige wind: komt van land. Deze wind zorgt in Nederland voor (extreme) warmte in zomer en koelte in winter; 
Op een weerkaart zie je (wind)lijnen, ook wel isobaren. Hoe dichter bij de isobaren bij mekaar, hoe meer wind. 

Wet van Buys Ballot
Hierna: filmpje uitleg Clipphanger Luchtdrukverschillen + 1 min)

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video


In het filmpje van zojuist werd de (hoge en lage) luchtdruk uitgelegd. 
Hierover twee uitspraken:

Uitspraak 1: de luchtdruk meet je met een barometer.
Uitspraak 2: een hogedrukgebied kent veel wolken en regenbuien.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 7 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Op welke afbeelding worden de luchtstromen juist weergegeven?
Hierna: filmpje nogmaals uitleg het weer (2 min.)
A
Op afbeelding 1
B
Op afbeelding 2
C
Op afbeelding 3
D
Op afbeelding 4

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Sleep de vijf woorden naar de juiste plek:
Hierna: nog een sleepvraag
condenseren
verdampen
infiltreren
neerslag
afstromen

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding:
Hierna: filmpje weersvoorspelling (1 min.)
frontale regen
loefzijde
vaak in Nederland
stijgingsregen
lijzijde
bergen spelen een rol
stuwingsregen

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Video


Het filmpje van zojuist ging over een historische dag, het werd op 25 juli 2019 namelijk 40,9 graden!
1. Op deze dag was sprake van een aanlandige / aflandige wind;
2. Op deze dag lag Nederland in een hogedrukgebied / lagedrukgebied.
A
1. aanlandige wind, 2. hogedrukgebied
B
1. aanlandige wind, 2. lagedrukgebied
C
1. aflandige wind, 2. hogedrukgebied
D
1. aflandige wind, 2. hogedrukgebied

Slide 13 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

In juli 2018 lag boven Nederland in verhouding lang een 
… 1 … (hogedrukgebied / lagedrukgebied).

In juli 2018 was de bewolkingsgraad … 2 … (hoger / lager) dan gemiddeld in deze maand. 
A
1. hogedrukgebied, 2. hoger
B
1. hogedrukgebied, 2. lager
C
1. lagedrukgebied, 2. lager
D
1. lagedrukgebied, 2. lager

Slide 14 - Quizvraag


In de afbeelding zie je 2 bronnen. Klik op de afbeelding om in te zoomen.
In bron 1 en bron 2 staan weerkaarten van twee opeenvolgende dagen in de winter.
Over deze weerkaarten worden enkele uitspraken gedaan. 
Welke uitspraak is juist?
A
op 6 januari was het in Nederland kouder dan op 7 januari.
B
op 6 januari lag Nederland onder invloed van een lagedrukgebied.
C
op 6 januari was de zee-invloed op de temperatuur groter dan op 7 januari.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.

Slide 15 - Quizvraag

Schaatsen op natuurijs in Nederland kan tijdens een langere periode van
vrieskou.

Bij welke weersomstandigheden is in Nederland de kans op het ontstaan
van natuurijs het grootst?
A
bij een hogedrukgebied en een oostenwind
B
bij een hogedrukgebied en een westenwind
C
bij een lagedrukgebied en een oostenwind
D
bij een lagedrukgebied en een westenwind

Slide 16 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Op welke weerkaart waait het in Nederland het hardst?
A
Weerkaart 1
B
Weerkaart 2

Slide 17 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Met behulp van de weerkaart kan een weerbericht opgesteld worden voor Nederland. 
Welk weerbericht is juist?
A
neerslagkans: hoog, windkracht (in Bft): 0 - 2, zonneschijn (in uren): minder dan 9
B
neerslagkans: hoog, windkracht (in Bft): 9, zonneschijn (in uren): meer dan 9
C
neerslagkans: hoog, windkracht (in Bft): 0 - 2, zonneschijn (in uren): minder dan 9
D
neerslagkans: laag, windkracht (in Bft): 9, zonneschijn (in uren): meer dan 9

Slide 18 - Quizvraag


Naar aanleiding van de afbeelding worden twee uitspraken gedaan.

 Uitspraak 1: op 3 januari 2018 was het bijna windstil in Nederland.

Uitspraak 2: lucht stroomt van een hogedrukgebied naar een  lagedrukgebied en heeft op het noordelijk halfrond door het
 draaien van de aarde een afwijking naar rechts
Hierna: uitleg klimaat.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist.

Slide 19 - Quizvraag

Het klimaat
Het klimaat is het gemiddelde weer over een periode van dertig jaar.
De hoogste temperatuur op aarde is gemeten in Libië: 58 °C, en de laagste op Antarctica –90 °C. De verschillen in temperatuur op aarde zorgen voor een andere begroeiing en een ander klimaat. Klimaatfactoren zijn redenen waarom ergens een klimaatzone is te vinden.
De klimaatzones vanaf de evenaar tot de Noordpool (of Zuidpool): 
  • Op lage breedte (tussen 30°NB en 30° ZB) : 1. Tropisch regenwoudklimaat, 2.  Savanneklimaat, 3. Steppe, 4. Woestijnklimaat
  • Op hoge breedte: 5. Middellands zeeklimaat / Mediterraan klimaat,                            6. Landklimaat, 7.. Gematigd zeeklimaat, 8. Toendraklimaat, 9. Poolklimaat,             10. Hooggebergteklimaat
Hierna: 1 quizvraag, daarna: welke klimaatfactoren zijn er?

Slide 20 - Tekstslide

In Nederland komen in elk jaargetijde periodes voor met een hoge
luchtdruk. Bij een hoge luchtdruk zijn de bewolkingsgraad en uv-straling
anders dan bij een lagere luchtdruk.

Wat is juist?
Hierna: uitleg klimaatzones.
A
Bij een hoge luchtdruk is de bewolkingsgraad hoger en de uv-straling lager dan bij een lagere luchtdruk.
B
Bij een hoge luchtdruk zijn de bewolkingsgraad en de uv-straling hoger dan bij een lagere luchtdruk.
C
Bij een hoge luchtdruk is de bewolkingsgraad lager en de uv-straling hoger dan bij een lagere luchtdruk.
D
Bij een hoge luchtdruk zijn de bewolkingsgraad en de uv-straling lager dan bij een lagere luchtdruk.

Slide 21 - Quizvraag

Klimaatfactoren:
  • Breedteligging: hoe verder van de evenaar, hoe kouder;
  • Hoogteligging: hoe hoger je komt, hoe kouder het wordt (6 °C kouder per 1000 m.)
  • Invloed van de zee: in de zomer zorgt het water voor afkoeling in de winter voor opwarming.
  • Windrichting: waait de wind in Nederland uit het noorden, dan wordt het koud, en uit het zuiden warm.
  • Gesteldheid van het aardoppervlak: een gebied met akkers is altijd warmer dan een gebied met water. Water wordt niet zo snel warm en koelt niet zo snel af. Maar bij landbouwgrond is dit precies andersom.



Hierna: filmpje klimaatzones + klimaatfactoren (2 min.)

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

In oranje staan de klimaatfactoren
Sleep de omschrijvingen naar de juiste klimaatfactor:
Hierna: 3 quizvragen
Invloed van de zee.
Gesteldheid van het aardoppervlak.
Breedteligging
Windrichting
Hoogteligging
In Amsterdam is heel veel asfalt en beton. Daarom is het oppervlakte hier warmer dan op het platteland.
In de zomer is het in Nederland langs de kust vaak koeler dan in het binnenland.
Marokko ligt dichter bij de evenaar dan Nederland. Daardoor is de temperatuur er hoger.
Een zuidenwind betekent in Nederland vaak dat er warme lucht wordt aangevoerd.
Op een berg is het kouder dan in een dal.

Slide 24 - Sleepvraag

In het dal bij deze berg is het op 1900 meter 0 °C. De top van deze berg is op 3400 meter.

Wat is de temperatuur op de top van deze berg?
A
-15 °C
B
-9 °C
C
+9 °C
D
+15 °C

Slide 25 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke weerfactor had de grootste invloed op de temperatuurverdeling in Nederland op 15 december 2010? 
A
de breedteligging
B
de hoogteligging
C
de invloed van de zee.
D
Geen van de genoemde weerfactoren is juist

Slide 26 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Op dinsdag 21 december scheen de zon in Nederland. De opbrengst vanzonnepanelen is op een zonnige dag in december lager dan op een zonnige dag in juni.
Wat is de oorzaak van het verschil in de opbrengst van zonnepanelen tussen december en juni in Nederland? 
A
de afstand van Nederland tot de evenaar in december
B
de kleinere invalshoek van de zon in december
C
de lagere temperatuur in december
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist

Slide 27 - Quizvraag


Over het weer en het klimaat in Nederland worden drie uitspraken gedaan:
 
1: de ligging aan zee zorgt voor extreme temperatuurverschillen tussen zomer en winter in Nederland.
 
2: in Nederland ontstaat vooral frontale neerslag.

3: een hogedrukgebied boven Nederland zorgt in de zomer voor zonnig en warm weer. 
Hierna: sleepvraag klimaatzones.
A
1. onjuist, 2. juist, 3. juist
B
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist
C
1. juist, 2. juist, 3. onjuist
D
1. juist, 2. onjuist, 3. onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Sleep de namen van de 8 klimaten naar de juiste plek:
Hierna: uitleg klimaatverandering en duurzaamheid.
landklimaat
tropisch regenwoudklimaat
savanneklimaat
gematigd zeeklimaat
steppeklimaat
toendraklimaat
poolklimaat
woestijnklimaat

Slide 29 - Sleepvraag

Klimaatverandering en duurzaamheid:
Een zonnestraal straalt pas warmte uit als hij de aarde heeft aangeraakt, waarna deze warmte wordt vastgehouden in de luchtlaag door broeikasgassen (bv methaan, CO2 en waterdamp). Dit heet het natuurlijk broeikaseffect, zodat het gemiddeld op aarde 15 C° is.
Maar de mens stoot extra CO2 uit door gebruik van fossiele brandstoffen (bv olie, gas en steenkool) en methaan komt vrij uit poep van dieren, waardoor een versterkt broeikaseffect ontstaat. 
Een oplossing is duurzamer leven, want veel mensen hebben nu een te hoge ecologische voetafdruk (het aantal aardes dat je verbruikt). 
Hierna: filmpje Clipphanger ecologische voetafdruk (+ 2 min.)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video


Twee uitspraken:
1. Met de ecologische voetafdruk meet je hoeveel grond een wereldburger van de aarde vraagt om aan zijn behoeften te voorzien.

2. Een oorzaak/ gevolg van een te hoge ecologische voetafdruk zijn meer hongersnoden + veel dieren en planten sterven uit. 
Dit was de laatste vraag, hierna nog een kleine opdracht.
A
1. juist, 2. oorzaak
B
1. onjuist, 2. oorzaak
C
1. juist, 2. gevolg
D
1. onjuist, 2. gevolg

Slide 32 - Quizvraag

Evaluatie leerdoelen: Ga naar meteoearth.com
Omschrijf in een aantal zinnen het weer van vandaag (of morgen) om 11.00 uur in de ochtend in jouw woonplaats. Gebruik in ieder geval de weerelementen: 1. temperatuur, 2. neerslag, 3 wind, 4. de luchtdruk (+ 5. de bewolkingsgraad);

Slide 33 - Open vraag