Memo, Nederland als industriële samenleving

In hoofdstuk 1 komt aan de orde:
1. Hoe kwam het dat Nederland later industrialiseerde dan België?
2. Hoe belangrijk waren infrastructuur en techniek bij de industrialisatie?
3. Wat veranderde er door de industrialisatie aan de arbeidsomstandigheden? 

Maar eerst:
een Introductie op het nieuwe thema:
De industriële revolutie
(14 minuten)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

In hoofdstuk 1 komt aan de orde:
1. Hoe kwam het dat Nederland later industrialiseerde dan België?
2. Hoe belangrijk waren infrastructuur en techniek bij de industrialisatie?
3. Wat veranderde er door de industrialisatie aan de arbeidsomstandigheden? 

Maar eerst:
een Introductie op het nieuwe thema:
De industriële revolutie
(14 minuten)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

In welke eeuw vooral vond e Industrialisatie in Europa plaats?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
19e eeuw
D
20e eeuw

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen in de industriële revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 5 - Quizvraag

De late industrialisatie van Nederland
  • 1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden olv koning Willem I >
  • België (veel industrie) en Nederland (handel een landbouw) samen
  • In Nederland was weinig industrie: stoomkracht duur/geen steenkool + ijzererts/weinig spoorwegen/weinig vraag (hoge bel)
  • 1830: na een onafhankelijkheidsstrijd scheidt België zich af van Nederland
  • Willem I neemt maatregelen om Nederland te industrialiseren:
  • - in Twente textielindustrie (lage lonen,  veel textielnijverheid)
  • - verbeteren infrastructuur + stimuleren gebruik stoomkracht:
  • kanalen                                             stoomtrein (1839)




  •                                                                                                                 Vooral na 1860 snelle(re) industrialisatie, ook door inkomsten Ned. Indië
  •                                                                                                                 Kolonie was ook afzetgebied (voor de katoenen stoffen)


                            

Slide 6 - Tekstslide

levensomstandigheden tijdens industrialisatie:

Slide 7 - Tekstslide

Werk- en leefomstandigheden in de 19e eeuw
  • Fabrieken:
  • 1. ongezond en gevaarlijk
  • 2. lange werkdagen 
  • 3. lage lonen
  • 4. arbeidsdeling > eentonig werk
  • 5. vrouwen- en kinderarbeid
  • 6. geen rechten (bij ziekte, werkloosheid, ongelukken, overlijden)
  • Woningen: klein, vochtig, benauwd, geen sanitair > ziektes. Daarnaast ook:
  • Veel werkloosheid door:
  • - bevolkingsgroei
  • - verbeteringen landbouw (mechanisering en kunstmest)

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
1. Beschrijf de cartoon van Albert Hahn: wat zie je?
2. Wat heeft Albert Hahn met deze cartoon willen zeggen?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide


Slide 11 - Open vraag

Onder welke omstandigheden moesten de arbeiders werken in de fabrieken?

Slide 12 - Woordweb

Wat gebeurt er als een arbeider gaat klagen over de werkomstandigheden?

Slide 13 - Open vraag

Hoofdstuk 2: De positie van arbeiders en vrouwen wordt sterker
Aan de orde komt:
1. Wat deden de arbeiders om hun omstandigheden te verbeteren?
2. Wat deed de overheid tegen de slechte arbeidsomstandigheden?
3. Hoe kon het algemeen kiesrecht leiden tot verbeteringen voor arbeiders en vrouwen?

Maar eerst: een bijzonder beroep

Slide 14 - Tekstslide

Groepen in Nederland
In de 19e en begin 20e eeuw is de Nederlandse bevolking onder te verdelen in 3 (of 4) groepen:
1. liberalen
2. socialisten
3. confessionelen: 
Katholieken en protestanten

Slide 15 - Tekstslide

In de 19e eeuw waren in Nederland 3 politieke stromingen:
  • 1. Liberalen: vrijheidsgedachte belangrijk:
  • - vrijheid van meningsuiting, godsdienst, onderwijs en
  • - vrijheid van vereniging (vakbonden/politieke partijen)
  • - de regering moet zich zo weinig mogelijk met de mensen bemoeien: 
  •    bazen en arbeiders kunnen in goed overleg allerlei zaken wel regelen. 
  • - de liberalen hadden aanhangers onder de rijke burgerij. 

Slide 16 - Tekstslide

2. Socialisten
- gelijkheid belangrijk
- komen op voor de arbeiders:
- betere woon- en werksituatie
- actieve overheid
- voor algemeen kiesrecht
- stakingen goed drukmiddel
- revolutie (sommigen)
- vakbonden

3. Confessionelen (RK/Prot)
- naastenliefde (>bijbel)
- gelovigen (rijk en arm)
- betere woon- werksituatie
- minder actieve overheid
- tegen vrouwenkiesrecht
- tegen revolutie/stakingen:
- overleg werkgevers/-nemers

Slide 17 - Tekstslide

Nieuwe wetten
  • Tot 1900: vooral de liberalen de macht.
  • Toch: 
  • belangrijke sociale wetten kwamen van liberalen: 
  •      1. Kinderwet van Van Houten (1874)
  •      2. Arbeidswetten 1889 en 3. 1919
  •      3. Leerplichtwet (1901)
  • Opdracht: zoek de inhoud van deze wetten op (blz. 62)
  • 1. Verbod op kinderarbeid tot 12 jaar
  • 2. Beperking nachtelijke arbeid vrouwen (1889)
  • 3. 8-urige werkdag en 45 urige werkweek (1919)
  • 4. schoolplicht voor kinderen tot 14 jaar
  • Redenen voor het invoeren van deze wetten?
  • - arbeiders moeten hulp krijgen
  • - angst voor stakingen en revoluties

Slide 18 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht en emancipatie vrouwen:
  •  19e eeuw: belastingkiesrecht >
  •  overwegend liberalen gekozen
  •  1886: mannen die kunnen en schrijven 
  •  1917: Grondwetswijziging:
  • - algemeen mannenkiesrecht ( > 25 jaar)
  • - vrouwen: passief kiesrecht
  • Feministen actief >
  • - 1919: vrouwen ook actief kiesrecht (>25 jr)


Slide 19 - Tekstslide

Nederlandse economie in de jaren 
'20 en '30:
  • Vooral na 1920 (> einde WO I in 1918): economische groei, belangrijk:
  • - Rotterdamse haven (doorvoerhaven naar Dld) 
  • - Nederlands-Indië (grondstoffen - welke? - en afzetgebied)
  • - infrastructuur uitgebreid en communicatiemiddelen verbeterd
  • Einde economische bloei door:
  • Wereldcrisis (1929, begonnen in Amerika) >
  • - vele landen beschermden hun eigen industrie en handel (Ned niet..!!)
  • - velen werkloos 
  • - regering moest bezuinigen > toename armoede 
  • zie documentaire (10 minuten)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Na 1945 groeit de welvaart in Nederland
We gaan behandelen:
1. Hoe groeide de economie na 1945?
2. Welke gevolgen had de snelle groei van de welvaart in de jaren '60?
3. Hoe was de economische ontwikkeling van Ned. in de jaren '70/80 en '90?
3. Hoe werd Nederland een multiculturele samenleving?

Slide 22 - Tekstslide

Situatie in Nederland in 20e eeuw: een zeer globaal overzicht
  • Na WO I (1914-1918) langzaam herstel economie, tot:
  • 1929: Economische Wereldcrisis (begonnen in Amerika) >
  • grote werkloosheid > grote ontevredenheid, zeker in Duitsland > opkomst Hitler > WO II
  • Gevolgen  WO II in Nederland: 
  • schade door bombardementen, infrastructuur beschadigd, Zeeland en Holland onder water
  • Belangrijk voor herstel economie:
  • 1. Marshallplan, redenen voor Amerika:
  • - bijdrage aan vrede en rust
  • - goed voor Amerikaanse economie
  • - Europese samenwerking bevorderen
  • - uitbreiding communisme bestrijden (zie: Koude oorlog)

Slide 23 - Tekstslide

Belangrijk ook voor het herstel van de economie:
  • 2. Beleid regering: winstgevendheid industrie bevorderen door:
  • lage lonen > lage prijzen > betere concurrentie met buitenland
  • Gevolg: in de jaren '50 herstel economie > 1963: einde loon- en prijsbeleid 
  • 3. Samenwerking in Europa (EEG)
  • jaren 60: economie groeide en welvaart nam toe:
  • - einde loonbeleid 
  • - ontstaan consumptiemaatschappij
  • - 5-daagse werkweek ingevoerd
  • Jaren '70: einde economische groei door:
  • - hogere prijzen > minder goede concurrentiepositie
  • - oliecrisis

Slide 24 - Tekstslide

de samenleving verandert na 1945 door:
  • 1. dekolonisatie:
  • - mensen uit Indonesië (rond 1950)
  • - mensen uit Suriname (na 1975)
  • 2. gastarbeiders:
  • - Italianen, Spanjaarden, 
  • - Turken, Marokkanen
  • - gezinshereniging belangrijk
  • 3. vluchtelingen:
  • - oorlog
  • - vervolging
  • Integratie soms moeilijk > spanningen

Slide 25 - Tekstslide

groei in de jaren '90 door:
  • Loonverlaging, automatisering, verplaatsen fabrieken
  • meer samenwerking in Europa:
  • EEG > EG: 1993
  • Euro (2002)
  • Belangrijk: in Ned. vooral en dienstensector

Slide 26 - Tekstslide