Taalkaarten
1 / 22
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Slide 3 - Tekstslide
Hoeveel puntenaftrek mag je maximaal geven?
A
1
B
0.5
C
0.4
D
0
Slide 4 - Quizvraag
Hoeveel punten mag je maximaal extra geven?
A
1
B
0.5
C
0.4
D
0
Slide 5 - Quizvraag
Herhaal in je vraag het antwoord is onderdeel van taalteken.
Vraag: Zijn de veren van een mannetjeseend gekleurd?
Antwoord: De veren van een mannetjeseend zijn gekleurd
Reken je dit goed? Er staat geen punt achter de zin.
Vraag: Zijn de veren van een mannetjeseend gekleurd?
Antwoord: De veren van een mannetjeseend zijn gekleurd
Reken je dit goed? Er staat geen punt achter de zin.
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quizvraag
Stel: een leerling heeft alle vragen goed en 0.4 bonuspunten. Welk cijfer krijgt deze leerling?
A
10
B
10.4
C
Mag je met je vakgroep bepalen.
D
Mag iedere docent zelf beslissen.
Slide 7 - Quizvraag
Je mag geen puntenaftrek geven voor:
A
Gemiste hoofdletters en punten.
B
Onjuiste spelling van de kernbegrippen.
C
Onjuiste spelling van de werkwoorden.
D
Vragen met het taalteken.
Slide 8 - Quizvraag
Als een leerling 20 fouten heeft, heeft die maximaal 1 punt aftrek.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Hoe kun je toetsen of leerlingen de hele tekst daadwerkelijk hebben gelezen?
A
Door vragen te stellen over de tekst.
B
Doordat de vragen die erbij staan juist zijn.
C
Door het laten schrijven van een korte samenvatting.
D
Kan niet.
Slide 10 - Quizvraag
Hoe leer je leerlingen een
nieuw woord/ begrip aan? (stappenplan)
nieuw woord/ begrip aan? (stappenplan)
Slide 11 - Open vraag
Hoofdletters
A
Aan het begin van een zin, bij namen, woorden afgeleid van aardrijkskundige namen
B
Aan het begin van een zin, bij namen, woorden afgeleid van aardrijkskundige namen, dagen, maanden
C
Aan het begin van een zin, bij namen, woorden afgeleid van aardrijkskundige namen, seizoenen, windstreken
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Video
Noem signaalwoorden van het tekstverband 'opsomming of tijdsvolgorde'.
Slide 14 - Open vraag
Aan het hoofd van een brief, schrijf je: Geachte
A
mevrouw van Zutven
B
Mevrouw van Zutven
C
mevrouw Van Zutven
D
Mevrouw Van Zutven
Slide 15 - Quizvraag
Waarom is het groentepan en niet groentenpan?
Slide 16 - Open vraag
Stelling:
Bij PTA toetsen en examens mogen leerlingen een woordenboek gebruiken.
Bij PTA toetsen en examens mogen leerlingen een woordenboek gebruiken.
A
JA
B
NEE
C
Alleen bij talen
D
Alleen NT-2 leerlingen
Slide 17 - Quizvraag
Zet in de juiste volgorde; een zakelijke brief begin je met:
1. naam en adres van de ontvanger 2. plaats, datum 3.aanhef
4. inleiding 5. betreft 6. middenstuk 7. slot
8. Handtekening en naam 9. groet 10. eigen naam en adres
1. naam en adres van de ontvanger 2. plaats, datum 3.aanhef
4. inleiding 5. betreft 6. middenstuk 7. slot
8. Handtekening en naam 9. groet 10. eigen naam en adres
Slide 18 - Open vraag
Vervoeg op de juiste manier:
Ik heb zojuist een film (downloaden)
Ik heb zojuist een film (downloaden)
Slide 19 - Open vraag
Ik ben als laatste (finishen)
Slide 20 - Open vraag
En dan nog een keer: Is het nou meneer Van Mijland of meneer van Mijland?
