Chapitre 3 - herh alle kloktijden + uitleg ww etre

PROGRAMME
  • Absentie
  • Registreren in Lessonup!!
  • Phrases-clés
  • herhalen kloktijden
  • uitleg: werkwoord être
  • Huiswerk!
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PROGRAMME
  • Absentie
  • Registreren in Lessonup!!
  • Phrases-clés
  • herhalen kloktijden
  • uitleg: werkwoord être
  • Huiswerk!

Slide 1 - Tekstslide

PHRASES-CLÉS

Slide 2 - Tekstslide

Geef antwoord in het Frans.
Tu es en quelle classe?

Slide 3 - Open vraag

Geef antwoord in het Frans.
Tu as quelles matières le jeudi?

Slide 4 - Open vraag

Geef antwoord in het Frans.
La récré, c'est à quelle heure?

Slide 5 - Open vraag

Geef antwoord in het Frans.
Quelle heure est-il?
zeg: het is drie uur.

Slide 6 - Open vraag

Les heures
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?
?

Slide 7 - Tekstslide

DE KLOKTIJDEN
il est deux heures = het is twee uur
... et quart =
Les heures
il est deux heures

il est deux heures et quart

il est deux heures et demie

il est deux heures moins le quart
het is twee uur

het is kwart over twee

het is half drie

het is kwart voor twee

Slide 8 - Tekstslide

DE KLOKTIJDEN
il est deux heures = het is twee uur
... et quart =
Les heures
il est .... heures

..... et quart

..... et demie

..... moins le quart
het is ..... uur

kwart over .....

half .....

kwart voor ......

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Het is 12 uur 's nachts
A
Il est midi
B
Il est minuit
C
Il est douze heures

Slide 11 - Quizvraag

Het is kwart over 12 's middags
A
Il est deux heures et quart
B
Il est douze heures et quart
C
Il est midi heures et quart
D
Il est midi et quart

Slide 12 - Quizvraag

Het is half 5
A
Il est cinq heures
B
Il est cinq heures et quart
C
Il est quatre heures et demie
D
Il est cinq heures et demie

Slide 13 - Quizvraag

Het is kwart over 8.
A
Il est huit heures
B
Il est huit heure et quart
C
Il est huit heures et quart
D
Il est sept heures et quart

Slide 14 - Quizvraag

Het is kwart voor 5
A
Il est trois heures moins le quart
B
Il est quatre heures moins le quart
C
Il est quatre heures et quart
D
Il est cinq heures et quart

Slide 15 - Quizvraag

Het is half 7
A
Il est sept heures
B
Il est six heures et demie
C
Il est sept heures et quart
D
Il est trois heures et demie

Slide 16 - Quizvraag

Het is half 4
A
Il est quatre heures et demie
B
Il est trois heures et demie

Slide 17 - Quizvraag

Het is kwart voor 3
A
Il est trois heures moins le quart
B
Il est quatre heures moins le quart
C
Il est quatre heures et quart
D
Il est cinq heures et quart

Slide 18 - Quizvraag

HET WERKWOORD ÊTRE
Het werkwoord être betekent: zijn.
Het werkwoord être is een onregelmatig werkwoord

Je suis à Paris = Ik ben in Parijs.
Elle est sympa = zij is aardig.
Il est sévère = hij is streng.

Slide 19 - Tekstslide

VERVOEGING WERKWOORD ETRE
je suis
tu es
il/elle/on est
on est
nous sommes
vous êtes
ils/elles sont
ik ben
jij bent
hij/zij is
wij zijn
wij zijn
jullie zijn
zij zijn
Het werkwoord être

Slide 20 - Tekstslide

Et maintenant à vous!
Sleep de juiste vormen van het werkwoord aller naar de juiste persoon.
Je
Tu
Il/elle/on
ils/elles
Nous
Vous
suis
est
êtes
es
sont
sommes

Slide 21 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

nous ...
A
avons
B
est
C
sommes
D
suis

Slide 22 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

il ...
A
avons
B
est
C
es
D
suis

Slide 23 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

tu ...
A
avons
B
est
C
es
D
suis

Slide 24 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

je ...
A
avons
B
est
C
sont
D
suis

Slide 25 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van het werkwoord être in.

elles ...
A
avons
B
est
C
sont
D
suis

Slide 26 - Quizvraag

Je .... à la boulangerie.

Slide 27 - Open vraag

Nous .... au club de foot.

Slide 28 - Open vraag

Ik kan het werkwoord être vervoegen.
A
Oui
B
Non
C
Un petit peu

Slide 29 - Quizvraag

HUISWERK
Maken
bron B opdracht 12 op blz. 106
bron D opdracht 16d, 16e, 17, 19 page 111-113


Leren: voor het SO!
Vocabulaire A en B op blz. 128
De kloktijden op blz. 106 + het werkwoord être op blz. 131

Slide 30 - Tekstslide