Hoofdstuk 3

3.6 politiek over de grens
H3 politiek
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 8 min

Onderdelen in deze les

3.6 politiek over de grens
H3 politiek

Slide 1 - Tekstslide

Even herhalen 

Slide 2 - Tekstslide

Bij de overheid werken …………. en politici. Welk woord is weggelaten?
A
winkeliers
B
ambtenaren
C
bedrijven

Slide 3 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Politici en ambtenaren vormen samen de overheid.
2. Politici nemen besluiten over belangrijke zaken.

A
1
B
2
C
1 en 2
D
geen van beide

Slide 4 - Quizvraag

Wat is van algemeen belang?
A
Goede gezondheidszorg.
B
Dat mensen voor hun 25e trouwen.
C
Dat iedereen thuis wifi heeft.
D
Dat je weet wie de minister-president is.

Slide 5 - Quizvraag

In een democratie mag de bevolking om de paar jaar stemmen. Zij kiezen dan:
A
de ambtenaren
B
de grondwet
C
de politici
D
de dictatuur

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van een dictatuur?
A
Er zijn eerlijke verkiezingen.
B
Er zijn veel politieke partijen.
C
Kranten kunnen schrijven wat ze willen.
D
De politie of het leger pakt politieke tegenstanders op.

Slide 7 - Quizvraag

In een democratie maken de politici wetten.

Wat hebben politici en de bevolking met elkaar te maken?

Slide 8 - Open vraag

Linkse partijen vinden:
A
dat rijke en arme mensen evenveel belasting moeten betalen.
B
dat de overheid mensen moet helpen die weinig geld hebben.
C
dat mensen voor elkaar moeten zorgen.
D
dat mensen met weinig geld zelf oplossingen moeten bedenken.

Slide 9 - Quizvraag

De VVD is een voorbeeld van een:
A
linkse partij
B
rechtse partij
C
middenparij
D
christelijke partij

Slide 10 - Quizvraag

Wie in NL heeft de meeste macht?
A
de koning
B
de ministers
C
de regering
D
de tweede kamer

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent de afkorting B en W?
A
burgerlijke wetbouk
B
burgemeester en wethouders
C
bestuur en welzijn
D
burgemeester en wetten

Slide 12 - Quizvraag

Je kunt burgemeester en wethouders vergelijken met de TWEEDE KAMER / MINISTERS, want …

Slide 13 - Open vraag

Komt de volgende uitspraak van een linkse of van een rechtse partij?
“De overheid moet de kwetsbare mensen helpen.”
Leg je antwoord uit.

Slide 14 - Open vraag

Leerdoelen
- Aan het einde van de les weet je met welke landen Nederland samenwerkt en hoe Nederland dit doet. 
- Aan het einde van de les ken je de voordelen en nadelen van dit samenwerkingsverband. 

Slide 15 - Tekstslide

Samenwerken is noodzakelijk
Sommige problemen kunnen we als Nederland niet alleen oplossen. Denk aan:
- de corona-crisis
- het klimaatprobleem
- internetcriminaliteit

Dit soort problemen trekken zich niets aan van grenzen. Daarom is Nederland lid van
de Europese Unie en
de Verenigde Naties.

Slide 16 - Tekstslide

De Europese Unie

In Europa werken 27 landen samen binnen de Europese Unie. We noemen drie voordelen:
- Belangrijke zaken kunnen gezamenlijk worden geregeld door Europese wetten.
- Zonder grensposten mag je in Europa vrij reizen, handelen, wonen, werken en studeren.
- Buitenlandse producten zijn goedkoper geworden. Ook kun je in veel landen met de euro betalen.


Slide 17 - Tekstslide

De Europese Unie

De Europese Unie heeft ook nadelen:
- Omdat Europese wetten boven Nederlandse wetten staan, kunnen we als land minder zelf beslissen.
- Kleinere landen, zoals Nederland, hebben minder te vertellen dan grote landen.


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Verenigde Naties (VN)

Bijna alle landen zijn lid van de Verenigde Naties (VN). Het belangrijkste doel van de VN is oorlog voorkomen. Dit is wat de VN kan doen:
- Ze sturen soldaten naar oorlogsgebieden (blauwe helm)
- Ze bieden hulp aan mensen in nood. Bijvoorbeeld bij hongersnoden, oorlog, natuurrampen.
- Ze spelen een grote rol bij het oplossen van het klimaatprobleem.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Maken
vanaf blz. 83
opdr. 1 t/m 9

Slide 22 - Tekstslide