2.3 leven in een industriestad

2.3: leven in een industriestad
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

2.3: leven in een industriestad

Slide 1 - Tekstslide




Tijdvak van burgers en stoommachines 1800
1800– 1900



Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze paragraaf kun je herkennen en uitleggen hoe het leven veranderde door de komst van fabrieken. 

Slide 3 - Tekstslide

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

  • Belangrijke uitvindingen: Spinning Jenny, de schietspoel en de stoommachine

Slide 4 - Tekstslide

van kleinschalige handmatige productie...
... naar grootschalige machinale productie

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is de Industriele revolutie rond 1750 in Engeland ontstaan?
- Er is voldoende geld (wereldhandel, Engeland bezit veel kolonien)
- Er zijn voldoende grondstoffen (steenkool en ijzererts)
- Bevolkingsgroei waardoor veel mensen vanaf het platteland naar de stad verhuizen (werkloosheid)
- Verbetering van de stoommachines

Slide 6 - Tekstslide

Ontstaan van het kapitalisme
Ondernemers kregen veel vrijheid om de winst te maken die ze wilde maken

Slide 7 - Tekstslide

 Leven in een industriestad
"Hoe veranderde het leven door de komst van fabrieken?"

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde?
A
huisnijverheid, stoommachine, industrie, watermolens.
B
watermolens, huisnijverheid, industrie, stoommachine
C
watermolens, huisnijverheid, stoommachine, industrie
D
huisnijverheid, watermolens, stoommachine, industrie

Slide 9 - Quizvraag

Wat past bij industrialisatie?
arbeiders
fabrieken
Engeland
huisnijverheid

Slide 10 - Sleepvraag

Welk begrip past bij deze afbeelding?

Slide 11 - Tekstslide

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Industriele revolutie
B
huisnijverheid
C
stoommachine
D
kapitalisme

Slide 12 - Quizvraag

De industriele revolutie begon in Engeland omdat
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 13 - Quizvraag

laatste vraag.. Welk begrip hoort bij deze betekenis?
Een economisch systeem waarbij alles draait om bezit van geld; fabrikanten proberen zoveel mogelijk winst te maken.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële Revolutie
D
Monarchie

Slide 14 - Quizvraag

Tussen 1750 en 1850 veranderde Engeland van een .......samenleving in een .....samenleving

Slide 15 - Open vraag

Niet landbouw maar industrie was het nieuwe ...... bestaan

Slide 16 - Open vraag

Videofragment Daens
Hierop moet je leten tijdens de video:

In welke omstandigheden werkt men?
Zijn er zaken die nu niet meer zouden kunnen?

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Noem kenmerkende werkomstandigheden voor arbeiders in het begin van de industrialisatie.

Slide 19 - Woordweb

Werkomstandigheden
  • Saai/ zwaar/ gevaarlijk werk. Er gebeurden veel ongelukken. 
  • Lange dagen (14 uren)
  • Lage lonen. Ongeschoold werk werd ook door vrouwen en kinderen gedaan, zij verdienden nog minder dan mannen. 
  • Geen rechten. Verzet of staken betekende ontslag, en geen geld. 
  • Ongezonde lucht, lawaai.  

Slide 20 - Tekstslide

Kinderarbeid

  • Goedkoop
  • Geen onderwijs gehad
  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin: ouders verdienden niet genoeg, lonen waren laag

Slide 21 - Tekstslide

Videofragment Daens
Hierop moet je letten tijdens de video:

In welke omstandigheden leefden de mensen?
Speelt geloof een belangrijke rol in het leven?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Noem kenmerkende leefomstandigheden?

Slide 24 - Woordweb

Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk

Slide 25 - Tekstslide

Leefomstandigheden
  • Kleine en slechte woningen
  • Veel gezinsleden
  • Slecht voedsel waardoor veel jonge kinderen stierven
  • Slechte hygiëne (geen waterleidingen/ riolering) zorgt voor ziektes als cholera en TBC
  • Veel jonge kinderen stierven door slechte voeding
  • Drankmisbruik
  • Vieze rook boven de arbeiderswijken vlak bij de fabrieken

Slide 26 - Tekstslide

Dit moet anders!


Twee manieren:

1. vakbonden = voor verbetering van de arbeidsomstandigheden  van de arbeiders

2. politieke partijen = voor verbetering van de arbeids- en leefomstandigheden van arbeiders.


Langzaam verbetering: verbetering leef- en werkomstandigheden, sociale wetten werden ingevoerd. 

Slide 27 - Tekstslide

Begrippen:


  • infrastructuur
  • vakbonden 
  • politieke partijen
  • sociale wetten

Slide 28 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze paragraaf kun je herkennen en uitleggen hoe het leven veranderde door de komst van fabrieken. 

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

EXAMENVRAAG
Vanaf 1870 kwamen er in Nederland steeds meer fabrieken. In deze fabrieken gingen veel kinderen werken.
Geef één argument van een voorstander en één argument van een tegenstander van kinderarbeid in fabrieken.
Doe het zo:
voorstander: ... (geef één argument) 
tegenstander: ... (geef één argument)
Tegenstanders
Het werk in fabrieken is ongezond/riskant/vermoeiend voor kinderen. Kinderarbeid zou niet nodig moeten zijn om het inkomen van volwassenen aan te vullen. Kinderen hebben recht op onderwijs. De werktijden zijn te lang.
Voorstanders
Kinderen zijn goedkope arbeidskrachten. Kinderen kunnen het geringe gezinsinkomen aanvullen / het gezin lijdt minder armoede. Kinderen kunnen het fijne handwerk verrichten dat door volwassenen niet gedaan kan worden. Het is gezond om op jonge leeftijd lichamelijke arbeid te verrichten.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video