Prijsvorming

Welke uitspraak is juist? In monopolistische concurrentie
A
zijn verschillende bedrijven als substituten voor elkaar
B
er geen vrije toe- en uittreding in de markt
C
is er een markt met 1 koper en veel verkopers
D
geen van bovenstaande antwoorden is juist
1 / 11
volgende
Slide 1: Quizvraag
Economie & ICTSecundair onderwijs

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke uitspraak is juist? In monopolistische concurrentie
A
zijn verschillende bedrijven als substituten voor elkaar
B
er geen vrije toe- en uittreding in de markt
C
is er een markt met 1 koper en veel verkopers
D
geen van bovenstaande antwoorden is juist

Slide 1 - Quizvraag

Een monopolist die zijn omzet wil maximaliseren moet:
A
de hoeveelheid produceren waarvoor de MO minimaal zijn
B
de MO maximaliseren
C
de TO gelijk stellen aan de TK
D
Geen van bovenstaande antwoorden.

Slide 2 - Quizvraag

Welke van onderstaande beweringen is juist bij een oligopolie?
A
Er is vrije toetreding tot de markt
B
Het product is altijd heterogeen.
C
Er is geen transparantie op de markt
D
De situatie op LT is niet gelijk aan op KT

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel Nash-evenwichten telt het vorige spel?
A
2
B
3
C
4
D
Geen van de antwoorden a, b of c is juist

Slide 5 - Quizvraag

Welke van volgende beweringen is onjuist?
A
Bij een monopolie is de P = GO.
B
Bij monopolistische concurrentie treedt productdifferentiatie op.
C
Oligopolisten zijn prijsnemers.
D
Alle beweringen zijn juist.

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het "aanbod"?

Slide 7 - Open vraag

Vraag en aanbod

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Welke 4 marktvormen zijn er?

Slide 11 - Open vraag