Spelling vtdw + pv vt

Spelling
Je oefent met het voltooid deelwoord en de persoonsvorm in de verleden tijd. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling
Je oefent met het voltooid deelwoord en de persoonsvorm in de verleden tijd. 

Slide 1 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Begint meestal met -ge, maar ook vaak met -be, -ver en -ont.


Slide 2 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Begint meestal met -ge, maar ook vaak met -be, -ver en -ont.

Niezen = 

Slide 3 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Begint meestal met -ge, maar ook vaak met -be, -ver en -ont.

Niezen = geniesd 

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Begint meestal met -ge, maar ook vaak met -be, -ver en -ont.

Niezen = geniesd 
Verhuizen = 

Slide 5 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Begint meestal met -ge, maar ook vaak met -be, -ver en -ont.

Niezen = geniesd 
Verhuizen = verhuisd

Let op! Begint het woord al met -ge, -be, -ver of -ont, dan krijg je dat NIET extra!

Slide 6 - Tekstslide

Wij zijn naar een ander dorp ...
Hele werkwoord = verhuizen.

Slide 7 - Open vraag

Heb jij al voor de drankjes ...
Hele werkwoord = betalen.

Slide 8 - Open vraag

Persoonsvorm verleden tijd
Sterk?
Klankverandering


Lopen = liepen

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd
Sterk?
Klankverandering

Zwak?
Stam + te(n) 
Stam + de (n)
Lopen = liepen
Verf = verfde

Slide 10 - Tekstslide

Wij ... eerder naar huis dan de rest.
Hele werkwoord = gaan

Slide 11 - Open vraag

Hij ... 10 minuten lang op de bus.
Hele werkwoord = wachten

Slide 12 - Open vraag

Aan de slag!
Werkblad af en nakijken.

Slide 13 - Tekstslide