CG A2-semana 6- clase 1 - Luisa

Programa
- Repaso 
- VENIR - IR
TRAER - LLEVAR

- iemand feliciteren
- vragen of iets mag

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programa
- Repaso 
- VENIR - IR
TRAER - LLEVAR

- iemand feliciteren
- vragen of iets mag

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

El imperativo (afirmativo y negativo)
Da consejos a tu amigo/a y a tu profesora para empezar un mejor año nuevo (3 a tu profesora y 5 a tu compañero/a).


Slide 3 - Tekstslide

¿Qué me aconsejas hacer?
Amsterdam
Gebruik de imperativo afirmativo

Slide 4 - Open vraag

La próxima vez que vaya a Sevilla...
¿Qué no debo hacer?
Gebruik de imperativo negativo.

Slide 5 - Open vraag

¿Qué le aconsejas?
Semma está estresada por los exámenes.
Gebruik hier de imperativo negativo of afirmativo

Slide 6 - Open vraag

Te invito a mi fiesta
Lea esta invitación ¿Cuándo, dónde y por qué se hace la fiesta?
Queridos amigos:
El próximo sábado es mi cumpleaños. Esto hay que celebrarlo, ¿no? Estáis todos invitados a mi fiesta, que es en mi casa y empieza a las 9 de la noche. Vais a venir todos, ¿verdad? ¿Me lo confirmáis? Aquí os espero.

Un abrazo y hasta el sábado, 
Adriana
PD: ¿Alguien puede traer música para bailar?
Unidad 6 pag. 54. ej. 2b.
Ej. 2c 

Slide 7 - Tekstslide

Werkwoorden van beweging
IR: Gaan/komen
VENIR: Komen/gaan


LLEVAR: Meenemen/meebrengen
TRAER: Halen/brengen


Slide 8 - Tekstslide

Werkwoorden van beweging
TB. pag. 124
IR: Gaan/komen

Voy a tu fiesta con mucho gusto y

LLEVAR: Meenemen/meebrengen

Llevo algunos bocadillos.


Je gebruikt 'ir' als je van hier naar een andere plek gaat
Llevar gebruik je als je het hebt over iets van hier naar daar meenemen

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoorden van beweging
VENIR: Komen/gaan

Ana viene este fin de semana a visitarme y 

TRAER: Halen/brengen

me va a traer un libro que compró en España.
 je gebruikt 'venir' als je het hebt over van een andere plek naar hier komen/gaan
Traer gebruik je als je het hebt over iets van daar naar hier meebrengen

Slide 10 - Tekstslide

De keuze tussen venir/ir, traer/llevar hangt af van waar de spreker zich bevindt. Beweegt iets of iemand zich van de spreker af dan wordt ir/llevar gebruikt. Naar de spreker toe: Venir/traer

IR: Gaan/komen
VENIR: Komen/gaan


LLEVAR: Meenemen/meebrengen
TRAER: Halen/brengen


Slide 11 - Tekstslide

p.54 Tb     ir/llevar        =  van hier naar daar
                  venir/ traer  = van daar naar hier

Slide 12 - Tekstslide

kies juiste optie en noteer het
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

¡ A practicar!
Unidad 6 WB

opdr. 3 b,  13

Slide 15 - Tekstslide

¿Qué buen ambiente? pag. 56
7a. Lea y escuche lo que pasa en la fiesta de Adriana.

7b. Complete la tabla con las expresiones que usan las personas de la fiesta.




Slide 16 - Tekstslide

Opdracht ¡Qué buen ambiente! op pag. 56 in het TB staat een dialoog. Neem het als voorbeeld om 3 nieuwe dialogen te verzinnen.

Dialoog 1: Kerstborrel
Dialoog 2: De verjaardag van je vriend/vriendin
Dialoog 3: Oud en nieuw feest

In elke dialoog:
- neem je een vriend/vriendin mee
- neem je een cadeau mee
- bied je iets te eten of te drinken aan iemand aan
- vraag je voor toestemming 

Slide 17 - Tekstslide

Pag. 113-114 TB. De absolute overtreffende trap op ísimo
- ísimo achter een woord betekent zeer/erg/heel erg

un vino muy bueno
buenísimo
una chica guapa
guapísima
amigos simpáticos
simpatiquísimos
ejercicios fáciles
facilísimos
despedirse muy tarde
tardísimo

Slide 18 - Tekstslide

pag. 58  Fue una gran fiesta
10. a Pequeños malentendidos.
Un español y un holandés cuentan sus impresiones de la fiesta desde una perspectiva diferente

-  ¿Qué tema se trata en cada parráfo?

- Subraya todos los superlativos en ísimo/a

10.  c y d 
Malentendido

Slide 19 - Tekstslide

adjetivo
superlativo
interesante
grandísimas
pocos
facilísimas
rico
cansadísima
buena
  • interesantísimo/a 
  • grandes 
  • poquísimos
  • fáciles 
  • riquísimo 
  • cansada 
  • buenísima
  1. La película de ayer fue interesantísima
  2. ¿Y la sala del cine?¡Era grandísima!
  3. ¿ No estaba riquísimo?
  4. Sí, estaba bueno/rico pero.....
  5. Carmen,¿estás cansada o de mal humor?
Maak opdracht 11 ¿ Qué tal ayer en el cine?
Het gebruik van ísimo/a/os/as
De uitgang ísimo versterkt een bijv. naamwoord.

Slide 20 - Tekstslide

opdr. 10 d p.59       
Wat is normaal/gebruikelijk op een Nederlands feestje?

Es normal
Es usual                     +     hele werkwoord (infinitief)
Tienes que
No puedes

* Es normal llevar regalos a una fiesta de cumpleaños
* Tienes que llegar puntual 

Slide 21 - Tekstslide

opdr. 12 a-b p.59
Verkorte vormen van grande, bueno en malo
grande
bueno/a
malo/a
mannelijk
un gran vino
un buen amigo
hace mal tiempo
vrouwelijk
una gran sopresa
una buena idea
no es mala idea
Let op: Sommige bijvoegelijke naamwoorden krijgen een andere betekenis als ze vóór het zelfst.naamwoord staan:
Un gran libro = een geweldig boek       
 Un libro grande = een groot  boek   
un viejo amigo = een oude vriend  (al lang)
un amigo viejo= een oude vriend ( leeftijd)                  
                          

Slide 22 - Tekstslide

¡ A practicar!
Unidad 6 WB

opdr. 10, 14, 

Slide 23 - Tekstslide

Deberes
Unidad 6 WB: 1, 2a-b
Unidad 6 TB: Schema pag. 54. oef. 3b leren
Unidad 7 WB: 6a-b, 16, 19

dinsdag 16 januari: oefentoets module 2 & 6

Slide 24 - Tekstslide