In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Programa
- Repaso
- VENIR - IR
TRAER - LLEVAR
- iemand feliciteren
- vragen of iets mag
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Haz una oración con el imperativo afirmativo (estudiar).
Slide 3 - Open vraag
Haz una oración con el imperativo afirmativo (comer).
Slide 4 - Open vraag
Haz una oración con el imperativo afirmativo (decir). Onregelmatig.
Slide 5 - Open vraag
Imperativo negativo: Pag. 123 TB 6.9.1
Het persoonlijk voornaamwoord staat altijd voor de ontkennende Imperativo:
¡No lo comas! No se preocupe
Slide 6 - Tekstslide
El imperativo (afirmativo y negativo)
Da consejos a tu amigo/a y a tu profesora para empezar un mejor año nuevo (3 en total).
Slide 7 - Tekstslide
¿Qué no debo hacer en Ámsterdam? Gebruik de imperativo negativo
Slide 8 - Open vraag
La próxima vez que vaya a Sevilla/España... ¿Qué no debo hacer? Gebruik de imperativo negativo.
Slide 9 - Open vraag
¿Qué le aconsejas? Wout está estresado por los exámenes. Gebruik hier de imperativo negativo of afirmativo
Slide 10 - Open vraag
¡No busques excusa! TB pag. 66
Je werkt op een reclame bureau. Het team is nu bezig met een bewustmakingscampagne. Je mag over de volgende onderwerpen in je campagne verwerken:
- Uso del agua
- El medio ambiente
- Ahorrar energia
- Uso del plástico
- Eigen ideeën
GEBRUIK DE IMPERATIVO NEGATIVO EN AFIRMATIVO
Werk in groepjes
Presenteer je campagne
Slide 11 - Tekstslide
Te invito a mi fiesta
Lea esta invitación ¿Cuándo, dónde y por qué se hace la fiesta?
Queridos amigos:
El próximo sábado es mi cumpleaños. Esto hay que celebrarlo, ¿no? Estáis todos invitados a mi fiesta, que es en mi casa y empieza a las 9 de la noche. Vais a venir todos, ¿verdad? ¿Me lo confirmáis? Aquí os espero.
Un abrazo y hasta el sábado,
Adriana
PD: ¿Alguien puede traer música para bailar?
Unidad 6 pag. 54. ej. 2b.
Ver esquema 2d
Slide 12 - Tekstslide
Werkwoorden van beweging
TB. pag. 124
Beide werkwoorden geven een actie aan waarbij iets van de ene locatie naar de andere wordt gebracht. Llevar betekent "nemen", zoals wanneer een object is meegenomen (over het algemeen door jou) naar een andere plek dan waar je bent.
Traer betekent "brengen", zoals wanneer een object wordt vervoerd naar een plek waar jij bent.
Slide 13 - Tekstslide
Werkwoorden van beweging
LLEVAR: Meenemen/meebrengen
- Llevo algunos bocadillos a la fiesta.
- No llevamos mucha ropa en la maleta.
TRAER: Halen/brengen
- ¿Me puedes traer las llaves que están en la mesa?
- No te preocupes, Miguel y Leandro traen las bebidas.
Slide 14 - Tekstslide
Werkwoorden van beweging
IR-VENIR
Irduidt op de actie van vertrekken van de ene plaats naar de andere en wordt gebruikt in de context van naar een plaats gaan waar de spreker zich niet bevindt.
- Voy a la escuela.
- ¿Vais a la fiesta esta noche?
Venir wordt gebruikt om te verwijzen naar de beweging naar de plaats waar de spreker zich bevindt of naar een specifiek referentiepunt.
- ¿ A qué hora vienes a mi fiesta?
- ¿Vienes sola?
Slide 15 - Tekstslide
De keuze tussen venir/ir, traer/llevar hangt af van waar de spreker zich bevindt. Beweegt iets of iemand zich van de spreker af dan wordt ir/llevar gebruikt. Naar de spreker toe: Venir/traer
IR: Gaan/komen
VENIR: Komen/gaan
LLEVAR: Meenemen/meebrengen
TRAER: Halen/brengen
Slide 16 - Tekstslide
kies juiste optie en noteer het
timer
5:00
Slide 17 - Tekstslide
p.54 Tb ir/llevar = van hier naar daar
venir/ traer = van daar naar hier
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
¡ A practicar!
Unidad 6 WB
opdr. 3 b, 13
Slide 20 - Tekstslide
¡Qué buen ambiente! pag. 56
7a. Lea y escuche lo que pasa en la fiesta de Adriana.
7b. Complete la tabla con las expresiones que usan las personas de la fiesta.
Slide 21 - Tekstslide
Opdracht ¡Qué buen ambiente! op pag. 56 in het TB staat een dialoog. Neem het als voorbeeld om 3 nieuwe dialogen te verzinnen.
Dialoog 1: Kerstborrel
Dialoog 2: De verjaardag van je vriend/vriendin
Dialoog 3: Oud en nieuw feest
In elke dialoog:
- neem je een vriend/vriendin mee
- neem je een cadeau mee
- bied je iets te eten of te drinken aan iemand aan
- vraag je voor toestemming
Slide 22 - Tekstslide
Pag. 113-114 TB. De absolute overtreffende trap op ísimo
- ísimo achter een woord betekent zeer/erg/heel erg
un vino muy bueno
buenísimo
una chica guapa
guapísima
amigos simpáticos
simpatiquísimos
ejercicios fáciles
facilísimos
despedirse muy tarde
tardísimo
Slide 23 - Tekstslide
pag. 58 Fue una gran fiesta
10. a Pequeños malentendidos.
Un español y un holandés cuentan sus impresiones de la fiesta desde una perspectiva diferente
- ¿Qué tema se trata en cada parráfo?
- Subraya todos los superlativos en ísimo/a
10. c y d
Malentendido
Slide 24 - Tekstslide
adjetivo
superlativo
interesante
grandísimas
pocos
facilísimas
rico
cansadísima
buena
interesantísimo/a
grandes
poquísimos
fáciles
riquísimo
cansada
buenísima
La película de ayer fueinteresantísima
¿Y la sala del cine?¡Era grandísima!
¿ No estaba riquísimo?
Sí, estaba bueno/rico pero.....
Carmen,¿estás cansada o de mal humor?
Maak opdracht 11 ¿ Qué tal ayer en el cine?
Het gebruik van ísimo/a/os/as
De uitgang ísimo versterkt een bijv. naamwoord.
Slide 25 - Tekstslide
opdr. 10 d p.59
Wat is normaal/gebruikelijk op een Nederlands feestje?
Es normal
Es usual + hele werkwoord (infinitief)
Tienes que
No puedes
* Es normal llevar regalos a una fiesta de cumpleaños
* Tienes que llegar puntual
Slide 26 - Tekstslide
opdr. 12 a-b p.59
Verkorte vormen van grande, bueno en malo
grande
bueno/a
malo/a
mannelijk
un gran vino
un buen amigo
hace mal tiempo
vrouwelijk
una gran sopresa
una buena idea
no es mala idea
Let op: Sommige bijvoegelijke naamwoorden krijgen een andere betekenis als ze vóór het zelfst.naamwoord staan: