Ateliers 5.2 - le genre

Atelier 5.2
Deze week starten met de grammatica van atelier 5.2, le genre.
Om dit goed te kunnen begrijpen heb je vorige week al de voca van atelier 5.2 bekeken en geleerd. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Atelier 5.2
Deze week starten met de grammatica van atelier 5.2, le genre.
Om dit goed te kunnen begrijpen heb je vorige week al de voca van atelier 5.2 bekeken en geleerd. 

Slide 1 - Tekstslide

Le genre
In het Frans zijn woorden mannelijk of vrouwelijk en kunnen ze in het enkelvoud of meervoud staan. 
In deze les gaan we dit fenomeen opnieuw bekijken. 

Slide 2 - Tekstslide


In het Nederlands onderscheiden we drie grammaticale geslachten: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig. Hoeveel kent het Frans er?
A
een
B
twee
C
drie
D
vier

Slide 3 - Quizvraag

Het Frans kent dus twee geslachten: mannelijk (masculin) en vrouwelijk (féminin). Maak onderstaand schema van lidwoorden compleet.
ev. bepaald
ev. onbepaald
mv. bepaald
mv. onbepaald
masculin
féminin
le
la
une
un
les
les
des
des

Slide 4 - Sleepvraag


Behalve bij het lidwoord tref je het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk ook aan bij de bijvoeglijke naamwoorden. Kies voor onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

1. La Tour Eiffel est ... . (grand)
2. La Ligue des Champions est une compétition très ... . (important)
3. Herstal et Visé sont de ... villes situées au nord de Liège. (petit)

Slide 5 - Open vraag


Behalve bij het lidwoord tref je het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk ook aan bij de bijvoeglijke naamwoorden. Kies voor onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

1. La Tour Eiffel est ... . (grand)
2. La Ligue des Champions est une compétition très ... . (important)
3. Visé et Tongres sont de ... villes situées au nord de Liège. (petit)
In de vorige slide had je telkens te maken met een 'regelmatige' vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord: er wordt alleen een -e toegevoegd aan de mannelijke vorm (grand > grande etc.)
In het Frans zijn er echter ook een aantal veelgebruikte 'onregelmatige' vormen, waarbij je aan de mannelijke vorm meer moet veranderen dan alleen het toevoegen van een -e
Kies nu de juiste vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord in onderstaande zinnen (steeds in het enkelvoud). zie volgende slide --->

Slide 6 - Open vraag


Behalve bij het lidwoord tref je het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk ook aan bij de bijvoeglijke naamwoorden. Kies voor onderstaande zinnen de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.

1. La Tour Eiffel est ... . (grand)
2. La Ligue des Champions est une compétition très ... . (important)
3. Visé et Tongres sont de ... villes situées au nord de Liège. (petit)
1. Christine est une ... élève. (bon)
2. La ... classe existe toujours dans les trains en Frans. (premier)
3. Ma ... grand-mère aura bientôt 100 ans. (vieux)
4. Après son mariage avec un homme très riche, ma voisine était ... . (heureux)
5. Notre prof de français est une femme très ... . (gentil)
6. Depuis quelques semaines, il y a une ... élève dans notre groupe. (nouveau)
7. La Maison-... , la résidence officielle du président des États-Unis, à se trouve Washington D.C. (blanc)

Slide 7 - Open vraag

mannelijk > vrouwelijk

Om van een  mannelijk zelfstandig naamwoord naar een vrouwelijk zelfstandig naamwoord te gaan  doen je het volgende:

+ e       un cousin    une cousine

Slide 8 - Tekstslide

afwijken van de regel
  1. woord eindigt al op -e  > er verandert niets
  2. woord eindigt op -en > -enne
  3. woord eindigt op - er  > - ère
  4. woord eindigt op - eur  >  -euse
  5. woord eindigt op - teur > - trice

Slide 9 - Tekstslide

Geef bij iedere uitleg van de vorige dia een voorbeeld dus 5 antwoorden

Slide 10 - Open vraag

uitzonderingen
Noteer deze in je schrift
  1. un homme - une femme
  2. un mari - une femme
  3. un monsieur - une dame
  4. un papa - une mama  / un père - une mère
  5.  un grand-père - une grand-mère
  6. un garçon - une fille
  7.  un fils - une fille
  8. un frère - une soeur
  9. un oncle - une tante
  10. un roi - une reine

Slide 11 - Tekstslide

Vertaal uitzonderingsvormen van de vorige dia
10 antwoorden

Slide 12 - Open vraag

Aan de slag in het boek
ex. 11-13-12 page 202-203 (in deze volgorde)
ex. 15-16 page 204-205


Slide 13 - Tekstslide