Spelling 3.9

Aan het eind van de les kan ik...



...een voltooid deelwoord spellen
 ...het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van de les kan ik...



...een voltooid deelwoord spellen
 ...het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen


Slide 1 - Tekstslide

Terugblik gisteren:

(vinden) je werkwoordspelling nog lastig?

Slide 2 - Open vraag

Wel of geen 't'?
Staat er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm?               geen T
Word je binnenkort 14?


Maar kun je ‘je’ niet vervangen door ‘jij’?                 wel T
Wordt je vader gebeld? 

Vul het werkwoord ‘lopen’ in. Als je een t hoort, schrijf je een t

Slide 3 - Tekstslide

Laten we beginnen!
Zwakke werkwoorden
Verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd 
ik                         werk (ik-vorm)
jij                         werkt (ik-vorm + t)
hij/zij/het        werkt (ik-vorm + t)
wij/jullie/ zij     werken (hele ww)

ik                         word (ik-vorm)
jij                         wordt (ik-vorm + t)
hij/zij/het         wordt (ik-vorm + t)
wij/jullie/ zij      worden( hele ww)
Uit je hoofd leren!

Slide 5 - Tekstslide

Verleden tijd
De ik-vorm + de(n) of te(n)

ik/jij/hij/zij                    werkte
wij/zij/jullie                  werkten

ik/jij/hij/zij                    belde
wij/zij/jullie                  belden
+te(n)
+de(n)
Uit je hoofd leren!

Slide 6 - Tekstslide

Gisteren (praten) Mick en Luuk met elkaar op het schoolplein.
A
praten
B
praatten
C
prate
D
praatte

Slide 7 - Quizvraag

Verleden tijd
 De ik-vorm + de(n) of te(n)

ik/jij/hij/zij                    werkte
wij/zij/jullie                  werkten

ik/jij/hij/zij                    belde
wij/zij/jullie                  belden
Gisteren (praten) Mick en Luuk met elkaar op het schoolplein.
 
Mick en Luuk = zij (meervoud)
 
Ik-vorm = praat 
+ten = praatten

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer -te(n) en wanneer -de(n)?
Vaak hoor je het zelf al


Of                gebruik 't kofschip x!
Hij rende / hij rente? (rennen)

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de stam van het ww verhuizen?

Slide 10 - Open vraag

Stam of ik-vorm?
stam = hele werkwoord - en
verhuizen 
ik-vorm = (ik) verhuis

Slide 11 - Tekstslide

't ex kofschip - verleden tijd
Wanneer krijg je +te(n) en wanneer +de(n)?
1. Zoek de stam van het werkwoord. 
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t kofschip x.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t kofschip x? 



JA
NEE
+TE
+DE

Slide 12 - Tekstslide

De schilder (verven) zijn huis

A
verfde
B
verfte

Slide 13 - Quizvraag

Mijn moeder (geloven) mij vorige week niet.
A
geloofte
B
geloofde

Slide 14 - Quizvraag

't ex kofschip - verleden tijd
Wanneer krijg je +te(n) en wanneer +de(n)?
1. Zoek de stam van het werkwoord. (geloven)
2. Kijk of de laatste letter van de stam voorkomt in ’t ex kofschip.
3. Eindigt de stam op een letter uit ’t ex kofschip? 



JA
NEE
+TE(N)
+DE(N)

Slide 15 - Tekstslide

De keeper (verdedigen) zijn doel goed (vt).
A
verdedigte
B
verdedigde

Slide 16 - Quizvraag

Mijn broer (verwaarlozen) zijn goudvis.
A
verwaarlooste
B
verwaarloosde

Slide 17 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd

ik word (ik-vorm)
jij wordt (ik-vorm + t)
hij/zij/het wordt (ik-vorm + t)
wij/jullie/zij worden (hele ww)

Vul 'lopen' in. Is het loop of loopt?
Verleden tijd

 De ik-vorm + de(n) of te(n)
't kofschip x


ik/jij/hij/zij werkte
wij/zij/jullie werkten

ik/jij/hij/zij belde
wij/zij/jullie belden


Slide 18 - Tekstslide

Laten we beginnen!
Meervouden van zelfstandige naamwoorden die...
...eindigen op -ie
...eindigen op -ee
...eindigen op -(e)um
...eindigen op -cus

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie
Als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt, komt er wel een extra 'e' bij (dus woord+ën).  

Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, komt er geen extra 'e' bij (dus woord+n). Het trema valt altijd op de laatste -ë

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie
Als de klemtoon wel op de laatste lettergreep valt, krijg je wel -en aan het woord vast. Deze vorm komt vaker voor.

industrie - industrieën
knie - knieën
allergie - allergieën
kopie - kopieën
utopie - utopieën
genie - genieën


Slide 21 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ie
Als de klemtoon niet op de laatste lettergreep valt, krijg je geen extra -e. Deze vorm komt minder vaak voor. 

porie - poriën
bacterie - bacteriën
kolonie - koloniën



Slide 22 - Tekstslide

Wat is correct?
A
Calorieën
B
Caloriën

Slide 23 - Quizvraag

Wat is correct?
A
Olieën
B
Oliën

Slide 24 - Quizvraag

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ee
 Zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ee krijgen in het meervoud -ën:

zee – zeeën, 
idee – ideeën, 
fee – feeën.

Slide 25 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -(e)um
Woorden die uit het Latijn komen en eindigen op -(e)um, krijgen in het meervoud -(e)a of -s: 
museum – musea, 
datum – data.

Deze woorden mag je ook met -s schrijven in het meervoud:
museum – museums, 
datum – datums

Slide 26 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -cus
Woorden die eindigen op -cus, krijgen in het meervoud -ci:

technicus – technici, 
politicus – politici, 
academicus – academici.

Slide 27 - Tekstslide

Aan de slag!
Nakijken: 1.9 opdr. 5, 9 en 10 (blz. 61)
Maken: 3.9 opdr. 1, 4, 6, 7 en 11


Huiswerk vrijdag: 3.9 opdr. 1, 4, 6, 7 en 10

Slide 28 - Tekstslide