‹Terug naar zoeken

Repaso Unidad 1 C1

Gramática unidad 1
- Bepaalde lidwoorden in het Spaans
- Enkelvoud/meervoud
- Het werkwoord "ser"(zijn) en "llamarse" (heten) (enkelvoud)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gramática unidad 1
- Bepaalde lidwoorden in het Spaans
- Enkelvoud/meervoud
- Het werkwoord "ser"(zijn) en "llamarse" (heten) (enkelvoud)

Slide 1 - Tekstslide

Bepaalde lidwoorden
Zelstandige naamwoorden die op -o of een medeklinker eindigen, zijn meestal mannelijk.
el chico
el cuaderno
el lápiz
el borrador
el balón

Slide 2 - Tekstslide

Bepaalde lidwoorden
Zelstandige naamwoorden die op -a eindigen  zijn meestal vrouwelijk.

la ventana
la casa
la hermana  
la silla


Slide 3 - Tekstslide

Unidad 1. Gramática
Bepaalde lidwoorden
                                                 mannelijk        vrouwelijk
enkelvoud                          el   niño               la niña
meervoud                          los niños            las niñas

                                               el lapiz     el hotel         


Slide 4 - Tekstslide

Unidad 1. Gramática.
Bepaalde lidwoorden
                                                 mannelijk                       vrouwelijk
enkelvoud                          el   profesor               la canción
meervoud                          los profesores          las canciones

Let op!   el estudiante    la estudiante

Slide 5 - Tekstslide

0

Slide 6 - Video

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
la
los
las
el
profesora
música
mesa
libro
bolígrafos
carpetas
alumnos
sillas
pizarras
diccionario

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de woorden bij het juiste meervoudsvorm in het Spaans.
+S
+ES
autobús
profesor
ciudad
hermano
estudiante
hotel
mesa
televisión
mono
chica

Slide 8 - Sleepvraag


Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el director

Slide 9 - Open vraag


Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el perro

Slide 10 - Open vraag


Schrijf de vrouwelijke vorm van:
el estudiante

Slide 11 - Open vraag


Schrijf de mannelijke vorm van:
la secretaria

Slide 12 - Open vraag


Schrijf het meervoud van:
el coche

Slide 13 - Open vraag


Schrijf het meervoud van:
el hotel

Slide 14 - Open vraag


Schrijf het enkelvoud van:
las nacionalidades

Slide 15 - Open vraag


Schrijf het enkelvoud van:
los hijos

Slide 16 - Open vraag

Persoonlijke voornaamwoorden
yo - tú - él - ella - usted - nosotros(-as) - vosotros(-as) - ellos - ellas - ustedes

1. José y yo (José en ik) = nosotros (wij)
2. Mi madre y tú (mijn moeder en jij) = vosotros (jullie)
3. Mis hermanos (mijn broers) = ellos (ze mv)
4. Yo (meisje) y mis amigas = nosotras 

Slide 17 - Tekstslide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
TÚ
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
u 
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 18 - Sleepvraag

verbo ser - ww zijn
ik ben 
soy
jij bent
eres
hij/zij/u/het is
es
wij zijn
somos
jullie zijn
sois
zij zijn
son

Slide 19 - Tekstslide

verbo llamarse - ww heten
ik heet
me llamo
jij heet
te llamas
hij/zij/u/het heet
se llama
wij heten
nos llamamos
jullie heten
os llamáis
zij heten
se llaman

Slide 20 - Tekstslide

Sleep de blauwe woorden naar de gele woorden!
yo
tú
él, ella, usted
nosotros
vosotros
ellos, ellas, ustedes
soy
eres
es
somos
sois
son

Slide 21 - Sleepvraag

Sleep het antwoord naar de juiste plek!
3.  Vosotros...........españoles.
1. María.........una chica muy inteligente.
2. Yo y Carlos................amigos.
5. Tú...........muy guapo.
4. María y Marta.................alumnas.
6. Yo.....profesor de español.
soy
eres
son
sois
somos
es

Slide 22 - Sleepvraag

¡Hola! yo __________ Francis. 
Juan vive en España.
Él ___________ español. 
Ana y Carlos _______________ amigos. 
¿De dónde ___________ tú?
Nosotros _____ de Barcelona.
soy
es
son
eres
somos

Slide 23 - Sleepvraag

Mis amigos..................de Guatemala.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 24 - Quizvraag

Vosotras............las amigas de Laura.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 25 - Quizvraag

Juan y yo .............amigos.
A
son
B
sois
C
eres
D
somos

Slide 26 - Quizvraag

¿Cómo ...............(tú-llamarse)?
A
me llamo
B
se llama
C
te llamas
D
te llamo

Slide 27 - Quizvraag

Mi hermana........... (llamarse) Estefanía.
A
me llamo
B
nos llamamos
C
se llaman
D
se llama

Slide 28 - Quizvraag

Meer lessen zoals deze

Repaso Gramática Unidad 1 C1

- Les met 32 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Clase 17 Unidad 2 C2 Vocabulario

- Les met 46 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

werkwoord SER + LLAMARSE

- Les met 21 slides
SpaansVoortgezet speciaal onderwijs

Clase 5. Unidad 1 Gramática C1

- Les met 20 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Clase 18 Unidad 1 C2 Vocabulario

- Les met 49 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

2HV - les 7 llamarse

- Les met 12 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

2HV - Les 7 llamarse (25th sept)

- Les met 12 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

2HV - les 7 llamarse

- Les met 13 slides
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2