Herhaling delend lidwoord H2C

Bonjour!

Ik kan het delend lidwoord
herkennen en gebruiken 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 35 min

Onderdelen in deze les

Bonjour!

Ik kan het delend lidwoord
herkennen en gebruiken 

Slide 1 - Tekstslide

Welke delende lidwoorden ken je?

Slide 2 - Woordweb

Het delend lidwoord bestaat niet in het Nederlands

Slide 3 - Tekstslide

In het Nederlands zeggen we: Ik koop broeken

In het Frans:                                      J'achète des pantalons

Slide 4 - Tekstslide

Het delend lidwoord 
In het Nederlands géén lidwoord = in het Frans een delend lidwoord. 

BV: Zij eet salade  - Elle mange de la salade. 

Vormen delend lidwoord: 
mannelijk:                   DU
vrouwelijk:                  DE LA
klinker/stomme h:   DE L'
meervoud:                  DES

Slide 5 - Tekstslide



Na een ontkenning:

Na een hoeveelheidswoord:



de/ d´


de
d'
Maar ........

Slide 6 - Tekstslide

En.......
Staat er een vorm van de werkwoorden adorer, préférer, aimer, détester,  in de zin? 
Dan gebruik je : le / la / l' / les

Bijvoorbeeld: J'adore les pommes

Slide 7 - Tekstslide

Het stappenplan voor het delend lidwoord

Stap 1: Aimer, adorer, préférer, détester? --> le / la/ l´/les
Stap 2: Ontkenning of hoeveelheidswoord? --> de / d'
Stap 3: Delend lidwoord --> du/ de la/ de l´/ des

Slide 8 - Tekstslide

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de
D
le

Slide 9 - Quizvraag

Non, je ne veux pas ... coca
A
du
B
de la
C
d'
D
de

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de vertaling van 'een kilo sinaasappels'
A
un kilo des oranges
B
un kilo de oranges
C
un kilo d'oranges
D
un kilo les oranges

Slide 11 - Quizvraag

Vu het juiste lidwoord in.
Elle prend ..... lait.
A
du
B
le
C
de
D
de la

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de vertaling van 'een glas cola'
A
un verre des coca
B
un verre du coca
C
un verre d´ coca
D
un verre de coca

Slide 13 - Quizvraag

Vul het juiste lidwoord in.
Tu préfères la viande ou ...... poisson?
A
du
B
le
C
de
D
de la

Slide 14 - Quizvraag

Deux kilos ....... pommes.

A
des
B
de la
C
de
D
du

Slide 15 - Quizvraag


Je prends une salade avec ___ poivrons (mv).
A
des
B
de
C
les
D
de la

Slide 16 - Quizvraag

Kies het juiste lidwoord
Mon père déteste ....... viande (v).
A
le
B
du
C
de
D
la

Slide 17 - Quizvraag

Vertaal 'ik eet geen vlees'
A
Je ne mange pas du viande.
B
Je ne mange pas des viande.
C
Je ne mange pas de viande.
D
Je ne mange pas d' viande.

Slide 18 - Quizvraag