3M Fictie in films

Fictie in films en theater
Leerdoelen:
Ik weet dat er ook in tv-series, films en theater sprake is van fictie.
Ik weet dat er overeenkomsten bestaan tussen fictie in boeken en fictie in films.
Ik weet dat er verschillen bestaan tussen fictie in boeken en fictie in films.
Ik weet wat een script of scenario is.
Ik weet dat boeken regelmatig verfilmd worden.
Ik weet dat een toneeltekst kant-en-klaar kan zijn.
Ik weet dat een toneeltekst van een boek kan komen.
Ik weet dat een toneeltekst soms speciaal geschreven wordt voor een groep acteurs.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Fictie in films en theater
Leerdoelen:
Ik weet dat er ook in tv-series, films en theater sprake is van fictie.
Ik weet dat er overeenkomsten bestaan tussen fictie in boeken en fictie in films.
Ik weet dat er verschillen bestaan tussen fictie in boeken en fictie in films.
Ik weet wat een script of scenario is.
Ik weet dat boeken regelmatig verfilmd worden.
Ik weet dat een toneeltekst kant-en-klaar kan zijn.
Ik weet dat een toneeltekst van een boek kan komen.
Ik weet dat een toneeltekst soms speciaal geschreven wordt voor een groep acteurs.

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen fictie en non-fictie?

Slide 2 - Open vraag

Fictie en non-fictie op tv
Fictie = verhalen die deels of helemaal zijn verzonnen > films en series.
Ook films die gebaseerd zijn op een waargebeurd verhaal. Het is nagespeeld, dus niet meer werkelijk. We noemen dat realistische verhalen. (bijv. films over WO II)
Non-fictie = programma's die informeren over een bepaald onderwerp > journaal, documentaires, praatprogramma's.

Slide 3 - Tekstslide

Overeenkomsten met boeken
  • Spanning (bijv. open plekken of dwaalsporen)
  • Tijd (terugblikken of tijdsprongen)
  • Ruimte (belangrijker dan in een boek)
  • Personages (hoofdpersonen/ bijfiguren, karakters/types)
  • Vertelperspectief (hij/zij-perspectief, wisselend perspectief, alwetende verteller) 

Slide 4 - Tekstslide

Verschillen met boeken
  • Personages (gedachten en gevoelens)
  • Ruimte (beschrijving)
  • Tijd (tekst gebruiken bij tijdsprong)

Slide 5 - Tekstslide

Het is makkelijker om een tijdsprong te maken in...
A
films
B
boeken

Slide 6 - Quizvraag

Films
Script / Scenario = het verhaal voor een film op papier. 
Wat staat er in een script?
- beschrijvingen van ruimte, licht, personen
- stemming, houding
- tekst van de personages

Verfilming = Film op basis van een boek. Eerst geschreven scenario. Personages of (volgorde van) gebeurtenissen worden soms veranderd. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Theater
Drie onderdelen literatuur:
  • Proza = verhalende teksten op papier, zoals romans.
  • Poëzie = teksten in dichtvorm
  • Drama = verhalende teksten die worden gespeeld, zoals theater, cabaret en film. 

Toneelteksten zijn kant-en-klaar, herschreven van een boek of speciaal geschreven voor een groep acteurs. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Boeken van films?
Soms is een film zo populair dat er achteraf een boek van wordt gemaakt. 

Soms worden ook oude boeken verfilmd, waarna er weer een nieuw boek wordt geschreven als vervolg op de film. 

Er is dus een wisselwerking tussen boeken en films. 

Slide 12 - Tekstslide

Alle personages uit een boek moeten ook altijd voorkomen in de verfilming.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Komt dit fragment uit een script/scenario voor een film of een toneelstuk?
A
Film
B
Toneelstuk

Slide 15 - Quizvraag

Onder welke categorie vallen films en cabaret?
A
Proza
B
Poëzie
C
Drama
D
Non-fictie

Slide 16 - Quizvraag

Wat verstaan we onder proza?

Slide 17 - Open vraag