uitleg opdracht aanraderspraatje

Lezen
timer
9:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
9:00

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les
- weet je wat de literaire begrippen fictie, hoofdpersoon, realistisch, personage, karaktereigenschap, perspectief, uiterlijke kenmerken, fysieke ruimte, spanning, cliffhanger en non-fictie betekenen
- weet je wat de opdracht voor spreekvaardigheid inhoudt
- heb je een formatieve grammatica toets gemaakt


Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Lezen (15 min)
- Welkom en introductie (2 min)
- Terugblik vorige les en huiswerk bespreken (3 min)
- uitleg literaire begrippen en opdracht spreekvaardigheid (10 min)
- formatieve toets
- Afsluiting (5 min)

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht aanraderspraatje

Slide 5 - Tekstslide

Pak pen en papier 
i.v.m. het maken van aantekeningen 

Slide 6 - Tekstslide

Fictie
Verzonnen verhalen: fictie. Hierin speelt een hoofdpersoon van wie je weet wat hij/zij denkt.

Doel van fictie: amuseren.  De verhalen kunnen ook realistisch zijn, maar de vorm waarin ze zijn opgeschreven is fictie.

 



Slide 7 - Tekstslide

Non-fictie
De informatie bij non-fictie is niet verzonnen. Het doel van non-fictie is informeren of overtuigen. Denk daarbij aan lesboeken, woordenboeken, de krant, tijdschrift, kookboeken, enz.
 



Slide 8 - Tekstslide

Verhalen
Er zijn allerlei soorten verhalen. Al deze verhalen kun je verdelen in twee categorieën: 

1. realistische verhalen: wat in het verhaal gebeurt, kan in de werkelijkheid ook echt gebeuren.
niet-realistische verhalen: wat in het verhaal gebeurt, kan niet in de werkelijkheid plaatsvinden. 


Slide 9 - Tekstslide

Begrippen
- Personage => karaktereigenschappen (hoe iemand is, bv. vrolijk, lui, slordig, grappig of rustig)
- Personage= > uiterlijke kenmerken (hoe hij eruit ziet, bv blond, kleding, kleur ogen, slank of gezet)
- Fysieke ruimte: ruimte waarin het verhaal zich afspeelt bv. een kasteel in het Verenigd Koninkrijk, in de tuin of op het strand.
- Perspectief:  Dat ligt bij de persoon van wie je als lezer (het meeste) weet wat hij allemaal denkt en voelt 

Slide 10 - Tekstslide

Begrippen
- Spanning: waardoor het verhaal spannend wordt, b.v. als je iets nog niet weet (wie de moord gepleegd heeft) of als de ruimte spannend beschreven wordt 
- Cliffhanger: wanneer een hoofdstuk eindigt op een spannend moment: dan wil je doorlezen
Genre: het soort verhaal waarom het gaat: b.v. een historisch verhaal, een thriller of een sciencefiction verhaal

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht spreekvaardigheid

Slide 12 - Tekstslide

Formatieve grammatica toets

Slide 13 - Tekstslide

Nakijken grammatica toets
Maak foute antwoorden rood

Slide 14 - Tekstslide

Vul de analyse in

Slide 15 - Tekstslide

Hoe ging het vandaag?

Slide 16 - Tekstslide