FA 20-21 h3-fa1 W05 chap3 GH

1 / 14
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Je veux de ZAZ

Je veux l'amour, la joie, de la bonne humeur,
ce n'est pas votre argent qui fera mon bonheur,
moi je veux crever la main sur le coeur. 

Slide 2 - Tekstslide

H3 semaine 5 - chap 3 G&H - 2de les 
On travaille sur One Drive, sur le document  ...DvdFT mondeling
On fait quelques phrases ensemble


Slide 3 - Tekstslide

ton interro sur forms
* score beschikbaar 
Il y a des questions ?

Slide 4 - Tekstslide

H3 semaine 5 - chap 3 G&H -  
Leerdoelen van deze week:
* het onregelmatige werkwoord connaitre maar ook reconnaitre et disparaitre kunnen vervoegen;

* een lange tekst ("acadiens, qui êtes-vous")  kunnen overzien en begrijpen;

Slide 5 - Tekstslide

H3 semaine 5 - chap 3 G 
het onregelmatige werkwoord connaitre maar ook reconnaitre et disparaitre kunnen vervoegen;
Tu as fini tes devoirs pour la source G et dans ton cahier numérique? 
10 minutes pour travailler:  licence & cahier numérique (4 rijtjes x connaitre/reconnaitre/disparaitre)

timer
10:00

Slide 6 - Tekstslide

H3 semaine 5 - chap 3 H
* een lange tekst ("les Acadiens") kunnen overzien en begrijpen;
gebruik de methode "verdeel en heers"
- 2 parties: l'histoire de Océane et un texte informatif sur les Acadiens;
- l'histoire d'Océane: une intro + 4 questions
taal? feesten in Acadie? verschil met de rest van Canada? 
- le texte  informatif sur les Acadiens: 4 rubriques (43)
1:  hun geschiedenis          2: hun vlag 
3:  hun taal                              4: hun muziek 

Slide 7 - Tekstslide

H3 semaine 5 - la semaine prochaine
source I, les questions en français: la methode abc
a) normale zinsvolgorde (+vraagwoord) : 
Tu es français ? / Tu habite où ?
b) (vraagwoord) + est-ce-que + normale zinsvolgorde:
Est-ce que tu es français ? Où est-ce que tu habites ?
c) (vraagwoord) + inversie*:  *alleen met p.vnw, denk aan het streepje!
Es-tu français ? Où habites-tu ?
Ken je je vraagwoorden? où, comment, quand, pourquoi, quel(le)(s), etc

Slide 8 - Tekstslide

Tu as des frères ?
A
a
B
b
C
c

Slide 9 - Quizvraag

Quand est-ce qu'on arrive à Paris ?
A
a
B
b
C
c

Slide 10 - Quizvraag

Est-ce que tu aimes le français ?
A
a
B
b
C
c

Slide 11 - Quizvraag

Quelles différences il y a entre le français et l'anglais ?
A
a
B
b
C
c

Slide 12 - Quizvraag

Pourquoi es-tu parti ?
A
a
B
b
C
c

Slide 13 - Quizvraag

A3 semaine 5 -
bonne fin de semaine!

Slide 14 - Tekstslide