Thema 7 Bloemen, vruchten en zaden

Thema 7
Bloemen, vruchten en zaden
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Thema 7
Bloemen, vruchten en zaden

Slide 1 - Tekstslide

instructie
Maak de volgende vragen. Weet je een antwoord niet, ga eerst door en kijk later nog eens naar deze vraag.

VEEL SUCCES

Slide 2 - Tekstslide

Pitten en bonen zijn zaden.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

De stuifmeelbuis maakt stuifmeel.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Na de bevruchting wordt het vruchtbeginsel kleiner.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

De kroonbladeren van windbloemen zijn meestal groen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

De stempel is een deel van de stamper.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Kroonbladeren beschermen de bloem in de knop tegen uitdroging en kou.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Uit een bevruchte eicel ontstaat een kiem.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De functie van bloemen is voortplanten.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Tomaten zijn vruchten.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Het witte gedeelte van de witte dovenetel heet de bloemkroon.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Eetbare zaden
Niet eetbare zaden
Erwt
kers
kiwi
mais
tomaat

Slide 13 - Sleepvraag

Wat zit er in de stuifmeelbuis?
A
de kern van een eicel
B
de kern van een stuifmeelkorrel
C
een bevruchte eicel
D
een zaadbeginsel

Slide 14 - Quizvraag

Na de bevruchting verandert het zaadbeginsel van een bloem.
Wat ontstaat er uit een zaadbeginsel?

A
een kiem
B
een vrucht
C
een zaad

Slide 15 - Quizvraag

Je ziet een doorsnede van een appel.
Uit welk deel van de bloem is onderdeel O ontstaan?
A
uit de bloemsteel
B
uit de meeldraden
C
uit het vruchtbeginsel
D
uit het zaadbeginsel

Slide 16 - Quizvraag

In zaden zit reservevoedsel. Waarvoor is dit reservevoedsel bedoeld?
A
voor de insecten
B
voor het kiemplantje
C
voor de vrucht

Slide 17 - Quizvraag

Er gaat stuifmeel van de ene bloem naar de andere bloem.
Bij welke pijl vindt bestuiving plaats?

A
bij pijl 1
B
bij pijl 2
C
bij pijl 3

Slide 18 - Quizvraag

De bloem van een appelboom is bevrucht. Wat gebeurt er na de bevruchting?
A
Uit het zaadbeginsel ontstaat een vrucht.
B
Uit het vruchtbeginsel ontstaat een vrucht.
C
Uit het vruchtbeginsel ontstaat een zaad.

Slide 19 - Quizvraag

Kun je hiervan de vrucht of het zaad eten, of beide?
kers
A
vrucht
B
zaad
C
beide

Slide 20 - Quizvraag

Kun je hiervan de vrucht of het zaad eten, of beide?
tomaat
A
vrucht
B
zaad
C
beide

Slide 21 - Quizvraag

Kun je hiervan de vrucht of het zaad eten, of beide?
pinda
A
vrucht
B
zaad
C
beide

Slide 22 - Quizvraag

Kun je hiervan de vrucht of het zaad eten, of beide?
bruine boon
A
vrucht
B
zaad
C
beide

Slide 23 - Quizvraag

Kun je hiervan de vrucht of het zaad eten, of beide?
paprika
A
vrucht
B
zaad
C
beide

Slide 24 - Quizvraag

Kun je hiervan de vrucht of het zaad eten, of beide?
sinaasappel
A
vrucht
B
zaad
C
beide

Slide 25 - Quizvraag

Na de bestuiving groeit uit de …(1)… een …(2)…
De …(3)… groeit door de …(4)… heen naar de zaadbeginsels.
Vul de juiste woorden in. Kies uit: stijl – stuifmeelbuis (2x) – stuifmeelkorrel.

Slide 26 - Open vraag

Hooikoorts
Lisette heeft last van een loopneus, verstopte neus en tranende ogen. Het lijkt of ze verkouden is, maar dat is ze niet. Ze heeft hooikoorts. Dat komt door stuifmeelkorrels. Vooral in de lente en de zomer heeft ze last van hooikoorts. Haar vriendinnen gaan lekker naar buiten als het mooi weer is. Bijvoorbeeld een stuk fietsen in de natuur. Lisette blijft dan het liefst binnen. Dat vindt ze wel jammer.

Hooikoorts
Lisette heeft last van een loopneus, verstopte neus en tranende ogen. Het lijkt of ze verkouden is, maar dat is ze niet. Ze heeft hooikoorts. Dat komt door stuifmeelkorrels. Vooral in de lente en de zomer heeft ze last van hooikoorts. Haar vriendinnen gaan lekker naar buiten als het mooi weer is. Bijvoorbeeld een stuk fietsen in de natuur. Lisette blijft dan het liefst binnen. Dat vindt ze wel jammer.

Slide 27 - Tekstslide

Bij welke soort bloemen heeft Lisette het meeste last van hooikoorts? Geef daarvoor twee redenen.

Slide 28 - Open vraag

Lisette wordt gebeld door haar vriendin Suzanne. Suzanne vraag of Lisette mee gaat naar de stad. Lekker wat drinken op een terras. De zon schijnt, het is mooi weer. Lisette heeft daar zin in en zegt ‘ja’.
 Lisette gaat liever een terrasje pakken in de stad dan een stukje fietsen in de natuur.

Slide 29 - Tekstslide

Leg uit waarom. Gebruik in je antwoord het woord hooikoorts.

Slide 30 - Open vraag

Door de wind komt het stuifmeel van windbloemen overal terecht. De kans dat een stuifmeelkorrel op een bloem van dezelfde soort terechtkomt is dus heel klein. Toch lukt het windbloemen wel om elkaar te bestuiven. 

Slide 31 - Tekstslide

Welke kenmerken van windbloemen zijn hierbij belangrijk? Schrijf er twee op.

Slide 32 - Open vraag

Je ziet een doorsnede van een kers.
Hoe wordt het zaad van een kers verspreid?

A
door de plant zelf
B
door de wind
C
door dieren

Slide 33 - Quizvraag

De grote bosmuis maakt grote wintervoorraden. Zie afbeelding 6. Deze bestaan uit esdoornzaad, lijnzaad, hazelnoten en eikels. Hij vervoert de zaden met meerdere tegelijkertijd in zijn mond en wangzakken. Soms gebruikt de grote bosmuis oude vogelnesten als voorraadplek. Ook graaft hij ondiepe putjes waarin hij de voorraad begraaft. Soms verstopt hij meer zaden dan hij nodig heeft. Soms kan hij zijn verstopplaats niet meer terugvinden. De zaden blijven dan liggen.

Slide 34 - Tekstslide

Een grote bosmuis

Slide 35 - Tekstslide

Hazelnoten zijn vruchten van een hazelaar. De grote bosmuis verstopt hazelnoten.
Welk nut heeft dit voor een hazelaar?

A
De hazelaar heeft te veel hazelnoten.
B
De hazelnoten kunnen bederven.
C
De hazelnoten kunnen gaan kiemen.
D
De hazelnoten kunnen zorgen voor bevruchting.

Slide 36 - Quizvraag

Hier zie je een tak van de esdoorn. Aan de tak hangen vruchten met zaden.
Hoe wordt het zaad van de esdoorn verspreid?

A
door de plant zelf
B
door de wind
C
door dieren

Slide 37 - Quizvraag

Palmbomen groeien in tropische gebieden. Vooral aan de kust zie je ze veel. De vrucht van de palmboom is de kokosnoot. Een kokosnoot is klein en bruin. Daaromheen zit een dikke laag. In die laag zit veel lucht. De kokosnoten vallen van de palmboom in de zee. De kokosnoten worden verspreid via het water. Ze kunnen erg ver komen. Dat komt door de stroming in de zee. De kokosnoot komt op het land terecht. Daar splijt hij open. Zo kan er een nieuwe palm groeien.

Slide 38 - Tekstslide

Welk kenmerk van de kokosnoot zorgt ervoor dat zaden van een palmboom goed verspreid worden? Leg je antwoord uit.

Slide 39 - Open vraag

Hoe vond je de toets gaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 40 - Poll

Welk cijfer geef jij jezelf?
010

Slide 41 - Poll