Mindset JFC

1 / 15
volgende
Slide 1: Video

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht
We gaan zo een video bekijken. Schrijf kort op wat je ziet; wat zijn 3 kernmerken van een growth mindset? En wat zijn 3 kenmerken van een fixed mindset?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fixed mindset
Mensen die meer een fixed mindset hebben geloven dat onze vaardigheden vast staan. Alles wat je kunt is een kwestie van hebben of niet. Het is een vast gegeven. Sommige mensen zijn vanuit nature goed in dingen, terwijl anderen dat niet zijn. En hiermee geloven ze dat je dus geen controle hebt over datgene wat je bij jezelf kunt ontwikkelen.


Bezorgdheid over je eigen kunnen.
Vermijden van fouten en uitdagingen.
Stellen van prestatiedoelen.
Slim over willen komen.
Opgeven bij tegenslag.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Growth mindset
Andere mensen hebben meer een zogenaamde groeimindset. Zij zijn er van overtuigd dat je je capaciteiten kunt ontwikkelen en in principe dus wel degelijk grip hebt op je eigen ontwikkeling. Mensen die ergens goed in zijn, zijn goed omdat ze dat vermogen hebben opgebouwd en mensen die dat niet zijn, zijn niet goed omdat ze het werk er niet voor hebben gedaan. Kortom, mensen met een groeimindset geloven dat je controle hebt over je ontwikkeling! 

Gericht op leren.
Leerdoelen stellen.
Meer plezier.
Fouten zien als leermogelijkheid.
Betere samenwerking. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Groei
mindset
Vaste 
mindset
Als ik iets wil kan ik het leren
Als het niet lukt geef ik op
Als ik oefen gaat het steeds beter
Ik kan dit niet

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 8
Ik leer omdat
A
Ik een voldoende wil halen voor een toets. Dit geeft een fijn gevoel.
B
Ik mezelf wil ontwikkelen. Dit geeft een fijn gevoel.
C
Ik dit nu eenmaal moet van …. [iemand].
D
Ik een specifiek doel heb voor mijn toekomst. Hiervoor ben ik mij vast aan het voorbereiden.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 5:
Als ik een 7 haal voor mijn favoriete vak dan
A
Maakt dat me eigenlijk niet zo veel uit, een voldoende is een voldoende.
B
Ben ik daar blij mee en denk ik nooit meer aan de toets.
C
Vind ik dat verschrikkelijk, ik wil graag een hoger cijfer halen.
D
Besef ik me dat dit best oké is maar kijk ik toch nog even wat ik niet goed heb gedaan zodat ik het de volgende keer beter kan doen.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 9
Als iemand anders heel goed is in [jouw hobby] dan
A
Ben ik best wel een beetje jaloers op diegene.
B
Kijk ik heel erg tegen diegene op. Ik zal nooit zo goed worden.
C
Kijk ik tegen diegene op en kijk ik hoe hij/zij het doet zodat ik dit na kan doen. Ik wil ook zo goed worden!
D
Maakt dat me niks uit. Ik zoek het zelf wel uit!

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stelling 10
Als ik moet kiezen tussen een makkelijke en een uitdagende puzzel dan kies ik
A
De makkelijke puzzel
B
De uitdagende puzzel

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Overtuigingen
Je maakt jezelf een hoop wijs in de manier waarop je gelooft in je eigen gedachten en overtuigingen, positief (helpend) en negatief (belemmerend). 

Je hebt een mening over wie je denkt te zijn, hoe je denkt over te komen op anderen, hoe je het op school denkt te doen, etc. Al die overtuigingen heb je in de loop der jaren opgebouwd. ‘Ik kan echt niet rekenen, ik ben populair, ik kan niet presenteren, ik kan goed zingen...’ 

Maar zijn die beweringen wel waar? En welke invloed hebben deze overtuigingen op jouw houding, gedrag en keuzes? 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke overtuigingen heb jij over jezelf? Bijvoorbeeld over je schoolprestaties, je gezondheid, geld, je gezin of een ander onderwerp.  Noem er minimaal 5.

Slide 14 - Open vraag

Voorbeelden die je kunt geven aan de leerlingen:

BELEMMERENDE OVERTUIGINGEN
ik ben niet zo'n spreker in de groep
ik heb maar een mbo-opleiding
ik ben erg onhandig
ik ben erg verlegen
ik ben niet zo slim
niemand kijkt naar mij om
ik ben lelijk of ik zie er niet uit
anderen laten mij in de steek
risico’s lopen durf ik niet goed
ik ben niet interessant genoeg voor anderen
verplichtingen ga ik niet gauw aan
ver gevoelens praten vinden wij van huis uit moeilijk
wij moeten het met hard werken verdienen
ondernemers? dat zit niet in onze familie!
wij zijn van huis uit allemaal introvert

HELPENDE OVERTUIGINGEN:
met rekenen heb ik nooit moeite gehad op school
ik had als eerste mijn zwemdiploma
ik speel al piano vanaf mijn vierde
ik kon gemakkelijk leren
ik red me snel in verschillende situaties
als ik iets niet weet, vraag ik wel: ik stap gemakkelijk op anderen af
ik ben erg handig
ik begrijp dingen snel
ik leg gemakkelijk contacten
ik weet dat ik er wel aantrekkelijk uit zie
risico’s ervaar is als een uitdaging
ik weet snel vrienden te maken
ik ben besluitvaardig
ik weet dat je het leven aardig kan bijsturen
kansen krijg je niet: kansen pak je
ik laat het snel over me heen komen en zie wel hoe ’t verder gaat
ik ga uit van mijn eigen kracht
wat ik niet kan, leer ik wel
Overtuigingen

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies